33
de jaren 1873, 1874 en 1875, ten behoeve van kot trans
portwezen te water voor het Indische leger, aan direkte
en indirekte uitgaven in eene ronde som 14,000,000
heeft besteed; dan blijft het altijd waar, dat deze som
veel geringer zon zijn geweest, wanneer de regeering
tijdens de organisatie der tweede Atjehsche expeditie
slechts 5 troepentransportschepen in bezit had gehad,
welke haar over een tijdvak van 20 jaar dezelfde som
hadden gekost.
Zoolang er echter geene permanente transportschepen
zijn, moet men niettemin maatregelen treffen, om bij de uit
rusting van eenige overzeesche expeditie dadelijk als het
ware te kunnen bepalen, welke en hoeveel partikuliere
stoomschepen voor het transport behoeven te worden
ingehuurd. Zoodoende heeft het vervoer van troepen
enz. toch reglementair plaats en kan in elk geval over-
vulling voorkomen worden. Daarbij dient een maatstaf
te worden bepaald, wat de regeering in billijkheid zal
moeten betalen aan huur per dag, benevens aan andere
onkosten voor elk stoomschip in reden van de beschik
bare ruimte. Hiervoor moet eene kommissie van opname
worden gekonstitueerdwelke van hare bevinding rapport
uitoiengt aan den hoofdintendant der militaire adminis
tratie. De kommissie zal behooren te bestaan uit een
officier van de marine en een van de genie, een onder
intendant der militaire administratie en een kapitein van
den generalen stafsekretaris der kommissieals per
manente leden. De president der kommissie is de onder
intendant, die den hoofdofficiersrang moet bekleeden.
Worden ziekentransportschepen en paardenschepeu gekeurd,
dan nemen in de kommissie bovendien zitting een officier
van gezondheid, een paardenarts en een officier van de
kavallerie of artillerie. Misschien zou het wenschelijk
zijn, in de permanente kommissie ook een officier
3