395 velhobber; doch het prestige van den legeraanvoerder, den persoon, op wien zulk eeno moeilijke taak en eene zware verantwoordelijkheid rust, worde niet geschonden. Ter verhooging van dat prestige, maar vooral ter betere waardeering van het geheele raderwerk der regeering, als ook ter toetsing van de voor het leger verlangde eischen aan de hoogere belangen van den Staat, zou het wellicht wenschelijk zijn, dat de legerkommandant zooals in Britsch-Indië van rechtswege zitting had in den Raad van Indië. Maar ook ter betere beoordeeling van de belangen van leger en vloot, mag de eisch zeker niet overdreven worden genoemd, dat de staatsliedendie tegenwoordig voor gou verneur-generaal van Nederlandsch-Indië worden gekozen, bij hunne administratieve talenten, algemeene krijgskundige begrippen bezitten. Terecht werd dit reeds door Weit- zel ten aanzien van het geschil van Du Bus en De Koek en in latere jaren meermalen door De Roo van Alderwerelt, en nog onlangs door Stieltjes opgemerkt. Bladz. 40. De sterkte der expeditionaire afdeeling. In het oorspronkelijke Fransche werk van Jhr. F. V. A. De Stuers wordt de totale sterkte van de expedi tionaire afdeeling opgegeven als te bedragen 3185 man, en wel aan Infanterie, 2835. Kavallerie, 150. Artillerie, 200. Biadz: 42. De lange duur van den Javaschen oorlog. De oorzaken van den langen duur van dezen.oorlog zijn misschien dezelfde als die, welke voor den Atjehschen krijg worden opgegeven. In de wijze waarop geageerd en de leiding van den oorlog ondernomen werd, zijn vele

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 401