405 derland ter kuste van Guinea aan Engeland zijn afgestaan, zal het Afrikaansch element bij het Indische leger spoe dig niet meer bestaan. Zullen de Afrikanen later door Europeanen of door Inlanders moeten worden vervangen? In het eerste geval worden de moeilijkheden der werving in Europa grooter, en het tweede geval is minder wen- schelijk, tenzij men voor de later ontbrekende Afrikanen Amboineezen kan krijgen; doch dit zal wellicht moeilijk gaan. Zou de mogelijkheid daarom niet bestaan, eene werving van negersoldaten in onze West-Indische koloniën te beproeven Bladz. 124. De leiding van de zaken van 's Lands de fensie moet zoo weinig mogelijk worden gesplitst. De schrijvers van de opstellen in het «Militair Tijd schrift" van 1872, over Samenwerking van Land-en Zeemacht 1875 en 1876, over „Het korps Mariniers", en 1S76, over „Breda en Willemsoord", hebben voor dat denkbeeld geijverd. En te recht. Bladz. 127. Het korps Mariniers. Do heer P. A. Van liees schreef daarover niet in „De Gids", maar in den „Tijdspiegel" van 186S zijn opstel. Bladz. 128. Het korps Mariniers leanals de infan terie de marine in Frankrijkvoor Indische Brigade worden bestemd. Zie de opstellen over het korps Mariniers, in de jaar gangen 1875, 1876 en 1877 van het „Militair Tijdschrift", zijnde gedeeltelijk eene wederlegging van de brochure van Van Braam Ilouckgeest„De mariniers te Atjeh." Wordt vervolgd).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 411