427 resolutie van den 29sten November 1825, voor altoos ontheven is van de betaling van het kontingent; dat hem ten gevolge van dien, bij deze minder wordt toegezegd dan hij reeds heeft verkregen." P. Merkus. De voorstellen omtrent de oprichting van korpsen ba- rissans werden bij resolutie van den 12en Februari 1831, No. 43 vastgesteld, zonder dat van de, door Merkus voorgestelde, wijzigingen het minste gebruik werd ge maakt; maar alleen met bijvoeging van twee artikelen, bjj welke: 1°. De residenten van Bantam en Kadoeonder me- dedeeling van liet voor de andere residentiën bepaalde, werden aangeschreven, om aan de regering op te geven of het zamenstellen van pradjoerits of barissansook gedeeltelijk in hunne residentiën op den voorgeschreven voet en wijzezou kunnen plaats hebben. 2°. Den resident van Soerabaija werd aanbevolen om, in overeenstemming met de vorsten van Madura, al datgeen te verrigtenwat de intentiën der regeering bevorderlijk kon zijn, en zoodra mogelijk de voorstellen te doen, welke daartoe vereischt zouden worden. Wie eene historische studie van de Barisan wil ma ken neme het gouvernements-besluit van 12 Februari 1831, No. 43, als punt van uitgang aan. In de inleiding van die studie kan gezegd worden, hoe de toestand der In- landsche militie was sedert de komst van Daendels, en welke diensten zij tijdens den oorlog op Java heeft verricht. Zie: S. Van Deventer. „Bijdragen tot de kennis van het Lan delijk stelsel op Java." Tweede Deel.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 433