39 December 1873 bij koewala Lamnga landde, waren 6 stoom- barkassen voor sleepdienst aangewezen. De debarkements- middelen bij liet landings-eskader waren 2 ijzeren en 2 houten debarkementsvlotten, benevens ruim 80 sloepen van de verschillende transportschepen (welke er in 't geheel over 120 konden beschikken) en eenige groote sloepen der oorlogschepen. Elke sloep van een trans portschip was voorzien van 1 djooroemoedi en 4 roeiers, en had verder eene dreg met dreggetouw benevens 4 pagaaien. Achter in iedere sloep was duidelijk zicht baar geschilderd, hoeveel man daarin bij het debarkement moesten plaats nemen. De sloepen waren in verschillende divisiën verdeeld en elke divisie had hare eigene kleur welke ook met een vlaggetje van dezelfde kleur aan elke sloep was geschilderd. Nog werden aan het landings eskader toegevoegd alle ter reede van Atjeh aanwezige Noordsche vletten, om bij de debarkements vlotten dienst te doen en zoo noodig de troepen bij te staan in het landen. De geheele debarkementsflotille werd beschermd door 2 stoombarkassen en 12 gewapende sloepen le en 2° klasse van de marine. Hot eerste gedeelte van het landingskorps bestond uit 3 halve bataillons infanterie (van 4 kompaguiën), benevens eene batterij bergartillerie, alles te zamen nog geen 1600 man. De landing -duurde, bjj eene kalme zee en gunstig weder, van 5-| tot 9 uur des morgensterwijl de tegenstanddien de vijand boodniets te beteekenen had. De groote paitikuliere stoomschepen hebben gewoon lijk 8 sloepen, maar geene stoombarkassen; sommigen zijn tegenwoordig in het bezit van stoomsloepenDe oorlogsmarine moet echter zorgen, dat voor elk groot transportschip minstens 10 sloepen en 1 stoombarkas beschikbaar zijn. Bij een diepgang van j- -J meter moet eene prauw of vlot niet meer dan 50 man of 10

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 45