52
die van de maatschappij „Nederland" thans zusterlijk
vereenigd zeer veel te wenschen zal overlaten.
De opeenhooping van zooveel militairen aan boord
van de naar Indië vertrekkende stoomschepen is verder
afkeurenswaardig, omdat men in de laatste jaren zooveel
vreemdelingen onder de suppletietroepen vindt. Toen de
Conrad eens een detachement van 300 militairen over
bracht, was de gezagvoerder van het stoomschip genood
zaakt maatregelen van voorzorg tegen muiterij te nemen.
Het was daarom zeer onvoorzichtig van de regeering,
later met de Princes Amalia 550 militairen naar In
dië te zenden, waaronder 400 vreemdelingen, soms
van de meest gedepraveerde konditië iwaren. Wat zou
er bij onvoldoende reddingsmiddelen aan boord van
zulke schepen, bij brand op zee of eene schipbreuk kun
nen gebeuren? Ik weusch de woorden liever niet te
noemen, welke het antwoord op deze vraag moeten ge
ven. Men zegge toch niet, dat de regeering hiertegen
geene voorzorgsmaatregelen lean nemen. Laat zij eens
permanente transportschepen, onder kommando van aktieve
marineofficieren, in dienst stellen en dergelijke gevaren
als muiterij of andere ergerlijke wanordelijkheden zouden
zich veel minder kunnen voordoen, althans wanneer be
hoorlijk voorzien wordt in de behoefte aan degelijke voor
zorgsmaatregelen. Toen in 1859 het oorlogsfregat de Ruy-
terlangs de Kaap, een groot aantal militairen naar In
dië overbracht, zorgde de kommandant van het schip, de
kapitein-ter-zee Du Cloux, voor het gereedliggen van sloe
pen en vlotten en was alles voorhanden, wat bij voor
komende ongelukken, als b. v. brand op zee, noodigkan
zijn. Dat ergerlijke ongeregeldheden aan boord van de
Nederlandsche mailbooten niet te verwachten zijn, kan
ook door het gebeurde aan boord van de Princes Amalia
in 1876 worden tegengesproken.