53 Ik behoef hier niet aan te toonen, clat de overvulling der Nederlandsche mailbooten met militairen voor de aan boord van die schepen zijnde partikulierepassagiers onaan genaam of op den duur zeer lastig is. Dat is mijne taak niet; zij zeiven zullen het wel doen. En als het later bljjktdat er eene andere stoomvaartmaatschappij bestaat, die de belangen van die passagiers en trouwens ook haar eigen belang beter begrijpt dan de maatschappij Nederland," dan zal deze, meer en meer achteruitgaande, eindelijk het onverstandige van hare handelwijze wel moe ten inzien. Ook de handel moet het maar zelf weten of hij het op den duur wagen wilmet zulke mailboo ten (die eigenlijk troepentransportschepen zijn geworden maar van slechte konditiën) goederen van en naar Indië te zenden. Het is evenwel niet alleen, dat op die ge huurde militaire vrachtschepen van het gouvernement de belangen van den handel met dergelijke gevaarlijke trans porten worden benadeeld, ook met het leven van zoo veel menschen wordt zoodoende door die maatschappij op eene onverantwoordelijke wijze omgegaan. Toen de benoemde gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië in 1875 met de Voorwaarts naar Batavia vertrok, was er nota bene eene groote hoeveelheid buskruit aan boord. Ook de Princes Amalia voerde in 1875, tegelijk met een groot detachement suppletietroepenin eens niet minder dan 30000 kilo buskruit over. "Waar zijn de kruitkamers op die stoomschepen, welke ingericht volgens de bestaande technische eischen dadelijkwan neer zulks noodig is, onder water kunnen worden gezet Men zoekt ze te vergeefs op de tot heden varende He- dei'landsche mailstoomers. Daarom is het afkeurenswaardig, met zulke vaartuigen buskruit en dan nog in groote hoeveelheden te vervoeren. Aan boord van de Princes Amalia is bij die gelegenheid nog brand ontstaan, geen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 59