57
geeringde exorbitante eischen der maatschappij inwil
ligende zoodoende gereedelijk haar monopolisme in de
hand werkt en den aandeelhouders hooge dividenden
bezorgt. Concurrentie is voor die maatschappij voor-
loopig niet te vreezende regeeringshulp heeft deze in een
verschiet teruggesteld.
Tiet is volstrekt noodigzegt de kapitein-luitenant-ter-
zee W. M. Visser, in zjjne recensie der brochure van
den kapitein-luitenant H. D. Guyot: „Beschouwingen
over de zeemagt in Nederlandsch-Oost-Indieom bij de
Indische civiele marine 2 groote en goed ingerichte trans
portschepen en 2 groote, geheel voor dat doel ingerichte
hospitaalschepen te bezitten, ivelke steeds voor expeditie
beschikbaar moeten wezen. Over die cijfers wil ik niet
spreken, maar het denkbeeld van den heer Visser in
den „Militairen Spectator" van 1875 verdient overweging.
Dergelijke schepen te improviseerenis steeds minder
doelmatig en bovendien zeer duur. Expeditiën voeren is
en zal nog lang blijven een normale toestand in Indië.
Daarom is het noodig, daarvoor blijvende inrichtingen
en middelen te bezitten.
Die transportschepen moeten steeds voor expeditiën
beschikbaar zijn, m. a. w. de Marine mag ze niet aan
hun eigenlijken werkkring onttrekken en ze voor andere
diensten in den Indischen archipel gebruiken, of, om dit
te kunnen doen en verantwoord te zijn, schepen ct double
usage laten bouwendie oorlogs- en tevens transportvaar
tuig kunnen zijn. Het sedert gesloopte stoomtransport-
schip Java van de Ivon. Ned. Marine, dat gebouwd werd
hoofdzakelijk met het doel om personeel der marine ter
verwisseling naar en uit Indië over te voeren, is weder
om een treurig bewijs geweest van dat bouwen a double
usage. Het moest tevens als oorlogschip dienen. Wel
licht heeft dit denkbeeld ook voorgestaantoen het trans-