68 vooreerst nog niet mogelijk is, komt het, ook in over eenstemming met haren aard en het karakter der scheeps macht billijk voordie diensten aan de zoogenaamde gou vernementsmarine op te dragen. Maar deze is te oubetee- kenend, om al die diensten voor hare rekening te nemen. Daarom wordt de militaire marine nog voor een deel daar mede belast. Dit moet ophouden. "Wanneer in Indië eenige afzonderlijke transportschepen worden onderhóuden, inge richt zoowel voor groote transporten in gewone tijden als voor het vervoer van troepen, materieel en voorraad bij overzeesche expeditiën, dan zal de transportdienst beter en met minder hosten kunnen worden verricht, en in den Indi- schen archipel zullen minder oorlogschepen behoeven te zijn. Die transportschepenbestemd om altijd in dezen archi pel te blijven, moeten dus voor rekening van het mi nisterie van koloniën aangebouwd en onderhouden wor den. Yoorloopig kunnen daarvoor worden genomen vaar tuigen van de Nederlandsche oorlogsmarine, die voor de transportdienst geschikt en voor de zuiver militaire diensten niet volstrekt noodig zijn. Eerst bij het bouwen van nieuwe transportschepen kan worden uitgemaakt, wordt door De Roo van Alderwerelt terecht gezegdof zij van hout dan wel van ijzer moeten wezen. "Wanneer dat niet te duur of om eene andere reeds genoemde reden minder wenschelijk is, zouden ze in Indië zelf van djatihout kunnen worden gebouwd. Moeten zij van ijzer wezen, dan zou voor het geval de fabriek der marine te Soerabaja hiervoor de noodige middelen nog niet mocht bezitten de aanbouw op de bekende wijze gedeeltelijk in Europa belmo ren te geschieden. Doch hetzij men ze van ijzer of van djati hout bouwt, deze schepen zullen in elk geval veel langer duren en veel minder kostbare herstelling vorderen dan de afgekeur de oorlogtransportschepen der marine hebben gedaan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 74