70 „meenen de hoofdstad van den Islam levend te zullen bezitten, dat hij geen enkelen steen op den anderen zal „laten en dat hij liever met zijn volk wil sterven dan „door zijn volk vermoord te worden." De woorden en het besluit zijn wel Oostersch en ik voeg er bij, dat, zoo zij waar zijn, zij niet zonder woeste grootheid zijn, maar waardiglijk weten te sterven is in het geheel niet hetzelfde als goed weten te leven. Goed te leven! Eenige Turksche staatslieden hebben het beproefd, maar hoe hebben zij 't aangelegd? Zij heb ben met stoom en volgens al de werktuigelijke manieren van werken, die de nieuwere toestel gedoogt, een grond wet gefabriceerd, zij hebben met een enkelen tooverslag een despotiek, barbaarsch land willen vervormen tot een beschaafd land, aartsvaderlijke gewoonten tot parlemen taire instellingen. Ik ken deze grondwet slechts uit de brokken die de Parijsche dagbladen er van gegeven heb ben, en ik beken in 't geheel geen lust te hebben er meer van te weten. Welk belang kan men stellen in dat kin derspel, dat charter, dat niemand in Turkije in ernst opgenomen heeft, noch IVIidhat-Pacha die het verzonnen heeft als een krijgslist, noch de Softa's, wier begrippen het schond en die er voor gestemd hebben, noch de amb tenaren, die het moesten toepassen, in strijd met al de door hen aangenomen gewoonten! Alleen de bovenna tuurkundigen der staatkunde, zij, die zich zoo gaarne tevreden stellen met woorden, zonder zich 't minst ter wereld te verontrusten over de dingen, die onder de woorden bedekt worden, hebben in de nieuwe Grondwet een redding voor Turkije gezien. Zij hebben niet lang behoeven te wachten om uit den droom te worden geholpen; de eerste grondwettige daad van den Sul than is geweest art. 113 toe te passen, dat hem het recht geeft „allen van het grondgebied van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 76