77 -van het Ottomanische Rijk is, dat de Porte verscheidene natiën regeert in één land volken, geheel verschillende in godsdienstwetten en zedendie hen geheel van el kander gescheiden houdenen dat sommige dezer natiën den Christelijken godsdienst belijden en inwoners van Europa zijn. Hier kan weder onze eigene ervaring van Indië ons tot nadenken leiden. Ook wij, een Christelijke en ver afgelegen staatbesturen twee groote natiën in Indiëde Muzulmanaen en de Hindoes. He taak is een buitengewoon moeilijke, die de hoogste vermogens en eigenschappen van ons ras vereischt. Zij gelukt niet altijd; in spijt van de oprechtste en verlichtste begeerte, Indië wijs en rechtvaardig te regeeren, hadden wij de meest geduchte oproeren te onderdrukken. Toen de worsteling, die wij niet hadden uitgelokt, losbrak, werd de opstand verpletterd door maatregelen, die alleen de veiligheid van het Rijk kon rechtvaar digen comfortable pleidooiR.) en die door een ander gevoel werden ingegeven dan dat van menschelijkheid en medelijden. En ten slotte moeten wij erkennen, of schoon met leedwezen, dat wij Indië behouden, minder door de trouw en dankbaarheid van zijn bewoners dan door de kracht van ons Rijk en de macht van het zwaard. Zoo dit met ons het geval is, hoeveel te meer moet dit dan niet het geval zijn met het Muzulmansche gouvernement te Konstantinopel, dat vele dergelijke vraagstukken op telossen heeft. Bij al ons vertrouwen op een parlementairen regeeringsvormis het nooit iemand in de gedachte ge komen, dat hij met voordeel kon worden toegepast op Indië. Zelfs het nu in overweging genomen redmiddeltje van een Indischeu Raad van State Privy councilis er een van twijfelachtige staatkunde, en wij zijn na tuurlijk verbaasd en wantrouwend, als wij Midhat Pasja tegen de kwalen van Turkije een recept zien aanwenden,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1877 | | pagina 83