78
dat wij bezwaarlijk zouden aanbevelen en aannemen in
het Aziatisch grondgebied van de Koningin.
Deze zienswijze wordt treffend bevestigd door Sir Geor
ge Campbell, die ons onlangs in een zeer gepasten en
leerrijken vorm (A Handbook of the Eastern Question
de uitkomsten van een bezoek aan Turkije heeft gege
ven. Als Indisch ambtenaarwel bekend met Aziatische
rassenheeft hij ondervinding genoeg, om met gezag over
het Ottomanische Rijk te oordeelen. Hij spreekt een
uitbundig getuigenis uit; hij noemt de verdraagzaamheid
van het Turksche gouvernement jegens de Christenen
en Joden „buitensporig" (excessive).
Zijn tweede hoofdstuk over den Mahomedaansche gods
dienst en wetten is een meesterlijke uiteenzetting van
het onderwerphij heeftover het algemeeneen gunsti-
gen dunk van het Turksche karakter hij schrijft
den tegenwoordigen betreurenswaarden toestand van het
Gouvernement toe aan den invloed van een kleine bu-
reaukratie of „kommiezerij" te Konstantinopelen hij
beweert, dat, wel verre van te weinig gedaan te hebben
op de baan van verandering en hervorming, de Porte
inderdaad te veel gedaan heeftmaar wat gedaan is
geworden, veroordeelt hij luide, omdat het gedaan is
onder den invloed van Fransche beginselen van admi
nistratie. Dit alles is in den hoogsten graad leerrijk, en
om die hoofdstukken bevelen wij onzen lezers het kleine
boekdeel aan. Maar als hij op deze gegevens redenee
ringen begint te bouwen, raakt de schrijver het spoor
geheel bijster. Hij begint met te verklaren, „dat hij
in 't geheel geen kennis heeft van de verwikkelingen
der Europeesche staatkunde", en daarom laat hij den
(1) Dit wordt ook met lof geschetst door den Franschen ingenieur
Choisy, in zijn boekje: L'Asie-mineure et la Turquie. R.