88 Den 19den Augustus ontving het Engelsche secours eene aanzienlijke versterking, waaronder het regiment van William Stanley, bekend als het „regiment wilde Ieren". Sir William Pelham, door de koningin benoemd tot veldmaarschalk, kwam gelijktijdig uit Engeland over. Met groot vertoon van praal en pracht trok de graaf van Leicesteb eindelijk te velde en sloeg, meer noodzakelijke tactische ondernemingen uitstellende, het beleg voor het weinig belangrijke Doesburg. De stad gaf zich 12 September 1586 over en kreeg Engelsch garnizoen met sir John Boronges als gouverneur. Hij sloeg het beleg voor Zutphenmaar moest het opbreken. Bij een der gevechten met de troepen van den hertog van Parma bekwam sir Philip Sidney een doodelijke wonde (22 September 1586 bij Warnsveld) (1). Daarmede behoorden alle krijgs verrichtingen van den Engelschen kapitein-generaal tot de geschiedenis. Op het einde van het jaar 1586 riep de koningin Leioester terug om deel te nemen aan de beraadslagingen van het Parlement. Gedurende zijne afwezigheid werd het bevel over het secours gevoerd door sir John Norris, doch met zeer beperkt gezag in krijgszaken (2). Het bewind en het beleid van den oorlog zouden door den Baad van State waargenomen, gewichtige zaken bij briefwisseling behandeld worden (3). De graaf van Leicester vertrok op 26 November 1586 naar Engeland en keerde op 6 Juli 1587 weder. Bevroedende dat de Staten, gedurende zijne afwezigheid het aanzien van Prins Maurits zouden trachten te vergrooten, had hij gewenscht dat deze hem zou vergezellen. Doch de uitnoodiging werd beleefdelijk afgewezen (4). Terwijl men ter eene zijde ging onderhandelen over werving in het buitenland, van wat men gemeenlijk extra-ordinaris krijgsvolk noemde, was men anderzijds bedacht om de getalsterkte van het krijgsvolk in vasten dienst gemeenlijk ordinaris krijgsvolk genoemd te ver minderen (5). Deze noodzaak vond haar grond in het achterblijven der consenten van de bondgenooten(6). Maar afdanking kon niet plaats hebben zonder geld en geld was niet voorhanden (7). Men moest zich tevreden stellen met het opmaken van een staat, bevattende de sterkte, die men met de middelen des lands zou kunnen onderhouden; de rest zou dan (1) Voor sir Philip Sidney zal een gedenkteekea opgericht worden. (2) Zie Aanteekening N°. 98. (3) j> N°. 99. (4) Res. H. 26 November—9 December 1586. De bewerker dezer weigering was Johan van Oldenbarnevelt. (5) Res. S. G. 8 November 1586. (6) Res. S.G. 28 November 1586. De bondgenooten, op wie de onkosten van den oorlog geheel neerkwamen, waren Holland en Zeeland, die 80betaalden, Utrecht en Friesland. (7) Res. S. G. 5 December 1586.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 102