90
verkregen worden uit contributiën en brandschat der kwartieren tus-
schen Rijn en Maas voor zoover zij onder het gebied van den vijand
stonden (1).
Gelder ging 't eerst verloren. Op 4 Juli 1587 werd de stad met
3 vendelen Nederlanders door verraad van den Schot Aristoteles Paton
aan den vijand overgeleverd.
Zooals reeds op blz. 87 is opgemerkt, had de graaf van Leicester in
Juni 1586 de middelen ontvangen tot eerste betaling van 2000 aan te
werven ruiters. Naderhand bleek 't, dat hij een contract had geslo
ten met graaf Adolf van Nieuwenaar en Meurs om tijdelijk 2000
ruiters, 3000 soldaten en 1000 pioniers in zijn d. i. Leicester's dienst
te nemen (2).
In Augustus 1886 bevonden zich de aangeworvenen in het Bruns-
wijksche; tot in November vroegen de Duitsche ruiters om geld, dat
maar niet werd overgemaakt (3). De Staten-Generaal antwoordden (4),
dat zulks reeds langen tijd was afgegeven, terwijl bekend was dat
400000 waren toegestaan tot oprichting van een veldleger, waartoe
de nieuwe werving zou dienen (5).
De Staten-Generaal machtigden den Raad van State om nader met
graaf Adolf te onderhandelen (6).
Reeds op 1 Februari 1587 werd het accoord getroffen tusschen den
Raad van State en de gecommitteerden der Staten-Generaal met graaf
Adolf en zijne ritmeesters, die daartoe in den Haag waren overge
komen (7).
De ritmeesters ontvingen elk eene afzonderlijke commissie (8).
Johan Filips van Daun graaf tot Valckesteijn heer tot Oversteijn
en Broeck, ontving commissie als overste (kolonel) over de 3000 voet
knechten van graaf Adolf (9).
Op den löden Juni 1587 hadden de Duitsche ruiters nog geen penning
(1) Res. H. 26 November—9 December 1586. Op het eiland 's Gravenweert liet Schenck in
Mei 1586 een schans bouwen, die naar hem den naam kreeg van Schenkenschans. Gelegen onder
het gebied van den hertog van Cleef, gaf zulks later aanleiding tot verwikkelingen.
(2) Res. H. 26 November—9 December 1586 en Res. S. G. 30 Januari 1587. Res. H. 3 December
1586 geeft op voor aanritsgeld 30000 en voor loopgeld 3000. Op de monsterplaats zouden
2 maanden soldij worden betaald.
(3) Res. S. G. 20 November 1586.
(4) O. a. bij Res. S. G. 4 December 1586.
(5) Res. S. G. 5 December 1586.
(6) Res. S.G. 30 Januari 1587. Het aanrits- en loopgeld, enz. voor 3 maanden bedroeg deze
keer 77535-12.
(.7) Res. S. G. 1 Februari 1587.
(8) Zie Aanteekening NJ. 102.
(9) Res. S. G. 16 Februari 1587. De in de tekst genoemde overste wordt bij de geschiedschrij
vers nu eens graaf van Valkensteijn, dan weer graaf van Oversteijn genoemd, hetgeen aan
leiding geeft tot verwarring.
De naam van den overste der pioniers wordt niet genoemd (Res. S. G. 14 Maart 1587).