91 ontvangen. Toch werd op dien dag het besluit genomen om voor den tijd van vier maanden een veldleger op te richten, ten einde den vijand af breuk te doen, de belegerde steden o. a. Sluis en Rijnberk te ontzetten en het „inrijden" in den lande van de Duitsche ruiters te verzekeren. Men wenschte niet langer op de terugkomst van den graaf van Leicester te wachten en gedurende diens afwezigheid werden bij provisie aange wezen tot generaal Zijne Excellentie van Nassau Prins Maurits ondei dezen de graven van Hohenlohe, Nieuwenaar en Willem Lodewijk van Nassau, generaal Norris en overste Schenck (1). De eerste poging tot ontzet gold Sluiswaarvoor de hertog van Parma op 12 Juni 1587 het beleg had geslagen. Als afleiding gaven de Staten-G-eneraal hierop bevel tot verwoesting van het platte land van Brabant, hetwelk zich bevond onder het geweld en de contribution van den vijand, ten einde niet alleen de ruiters en knechten dezer landen eenig voordeel te verschaffenmaar ook om hulp bronnen aan den vijand te ontnemen (2). De luitenant-generaal graaf Filips van Hohenlohe werd met de uitvoering belast, prins Maurits zou er aan deelnemen. In de Langstraat en tusschen Boxtel en Eindhoven werden dertig a veertig dorpen geplunderd en verbrand. Bij de nadering van vijandelijke troepen trok men terug. Doch aan de opdracht was voldaan. Den 12den Juni 1587 verwittigde Joachim Orteil, agent der Staten in Engeland, de Staten-Generaal omtrent het plan tot terugkeer van graaf van Leicester naar Nederland en wel met 5000 Engelschen ten dienste dezer landen, waarvan 1500 ten laste van Nederlandde overigen tot aanvulling van het secours. Men zat erg in de maag met die 1500 man, waardoor het leger eene grootere sterkte verkreeg, zoodat men na 3 maanden meer troepen moest casseeren dan aanvankelijk gerekend was. Men liet derhalve doch vruchteloos aan de koningin ver zoeken liever geld te zenden dan de 1500 man (3). De graaf van Leicester kwam eindelijk terug en werd op 17 Juli 1587 omtrent Zierikzee begroet door eene commissie uit de Staten-Greneiaal (4). Weldra begon opnieuw het staatkundig tweegevecht tusschen den (1) Zie Aanteekening N°. 103. (2) Res. S. G. 18 Juni 1587. (3) Res. S. G. 27 Juni 1587. Het nieuwe regiment kreeg tot kolonel sir Alexander Dyar (Res. S. G. 17 Augustus en 29 December 1587). - De koningin verzocht aan de Staten-Generaal om te zorgen voor wapens, levensmiddelen en munitie (Res. S. G. 1 Juli 1587). Holland leverde de wapens, als 1600 lange spiessen, 400 musketten, 800 roers, 800 lijfstukken met kragen en hoeden (van ijzer), 60 schootvrije harnassen, 30 schootvrije rondassen en 20 trommen (Res. H. 27 Juli 1587). Het grootste gedeelte van het regiment schijnt niet te zijn overgebracht (Res. S. G. 14 Juni 1588). (4) Zie Aanteekening N". 104.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 105