102 In 1576 werd de vaan met andere troepen overgeplaatst naar Over- flakkee, omdat men na den val van Zierikzee (29 Juni 1576) be ducht was voor een inval der Spanjaarden in Holland (1). Nog hetzelfde jaar, na de mutinatie der Spanjaarden van Mondragon binnen Zierikzeediende de vaan als geleide van den Prins van Oranje op zijn tocht naar Vlaanderen en Brabant (2). In 1577 schijnen vele ruiters het voorbeeld gevolgd te hebben van de meeste Zuid-Nederlandsche grooten, door de partij des prinsen van Parma te kiezen. Den 9en Augustus 1581 werd de vaan gecasseerd; doch Johan Tilly, Oaulier's luitenant, kreeg vervolgens commissie tot het oprichten eener nieuwe vaan van 40 lansiers en 40 harquebu- siers, waarbij hij desverkiezende gewezen ruiters van Caulier in dienst mocht stellen (3). De ritmeester Tilly werd opgevolgd door jhr. Floris van Groene- velt, die in 1583 commissie kreeg als ritmeester van 100 lansiers (4). Wegens liet vertrek van de vaan van overste Caulier die tot dusverre voornamelijk had gediend tot beveiliging der wegen, hadden de Staten van Holland een nieuwe vaan van 60 paarden aangenomen onder jhr. Christoefel van IJsselsteijn. Deze ruiters moesten worden aangenomen buiten 's landsd. i. buiten Holland (5). Bij de beraadslaging over het opmaken van den staat van oorlog in het jaar 1577, stelde Holland voor om het aantal knechten te beperken tot 44 vendelen, de ruiterij tot een cornet van 57 hoofden (6). Eene nadere bepaling ten opzichte van de ruiterij werd door de Staten van Holland genomen in 1579, toen men vreesde voor vijandelijke landingen tot strooptochten op de zeekusten. Om hiertegen te waken besloten zij vooreerst een 50tal Nederlandsche ruiters in dienst te nemen tegen hoogstens 18 ter maand (7). Jhr. Pieter Wernard van Baten burg werd hun ritmeester (8). Middelerwijl was tengevolge van het sluiten der Pacificatie van Gent (1576) een groot leger geformeerd, waartoe een aanzienlijk aantal vanen (1) Res. H. 6 Juli 1576. (2) In 1580 behoorden de ruiters van kolonel Caulier tot het korpshetwelk oprukte om het belegerde Steenwijk te ontzetten, om welke reden aan hen een maand betaling in laken werd verstrekt. (3) Res. Landr. O. Z. Maze 9 Augustus 1581 en Comm. ibid. 17 Augustus 1581. In de Res. H. wordt de naam ook gespeld Thily, Thyly en Tiiily. (4) Res. H. 8 April 1583. (5) Res. H. van 9, 26 en 29 Juli 1576. Jhr. Christoffel van IJsselsteijn was gouverneur geweest van Geertruidenberg en werd later Kolonel der Infanterie. Als ritmeester had hij voor zijn persoon 12 paarden (Res. H. 11 19 en 21 November 1580). (6) Res. H. 13 April 1577. (7) Res. H. 31 Augustus 1579. (8) Ibid. 1 September en 24 October 1579. Batenburg werd later commissaris van de mon stering (Res. H. 5 October 1580). Bij resolutie van 6 December 1581 werd hij op verzoek als zoodanig ontslagen, zijnde benoemd hofmeester van Vrouwe Emilia, Paltsgravinne aan den Rijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 116