116 Uit den staat van oorlog, in 1579 opgemaakt voor de noordelijke ge westen, blijkt 't dat de compagnieën van de Yereenigde Provinciën eene sterkte hadden van 113 tot 150 hoofden. In 1580 vaardigden de Prins van Oeanje en de Staten van Holland eene ordonnantie uit op de verhooging en het onderhoud van de ven delen, versterkt tot 150 hoofden, wezende in dienst van den Prins (1). Blijkens de ordonnantie van 11 November 1580 moesten in elk vendel aanwezig zijn: „45 knechten, rustingen en spiessen dragende, onder alsulcken besol- „dingh als de commissarissen (van de monsteringh) in redelijckheijdt „met hen luijden sal maecken. „Noch 9 hellebaerden dragende, daertoe de corporaels en landtpas- „saten (2) mede gebruijckt sullen worden. „Noch 6 rondassiers. „Noch 12 musquetiers. „Dat alle adelborsten (3) sullen gehouden wesen rustingen en spiessen „te dragen" (4). Yoorts werden de navolgende voorschriften gegeven: „De capiteijnen sullen gehouden wesen de Knechten eens ter weeck „in slaghordre te stellenende met' er tijdt de knechten de selve slagh- „ordre leren swengen, naer gelegenheijdt des tijdts ende der saecken (5). „Ende ten eijnde 't selve bequamelijck mach worden geëffectueertsal „de commissaris van de monsteringh gehouden wesen goedt reguard te „nemen op de bequaemheyt van de Sergeantenof deselve daer toe niet „ende bequaem zijn of niet; ende soo verre deselve bij den commissaris „onbequaem gevonden worden, sullen andere bequame Persoonen in de „plaets stellen (6). „Sullen alle nieuwe aengenomen Knechten, 't zij uijt eenigh Yendel „met behoorlijck Pasport gescheijden, of andere, voor 't eerste geen „hooger besoldingh gepasseert worden, dan ten minsten besoldingh elck „na sijn geweer, ten ware omme seeckere merckelijcke oorsaecken ende (1) Res. H. 5 October en 11 November 1580. Volgens eerstgenoemde resolutie werd tevens de kapitein Rodenburgh met zijne compagnie gehouden voor gecasseerd wegens de fraude gepleegd bij de monstering in het aantal hoofden. (2) Landpassaat, ook lanspesaat e. d. Het woord is afkomstig van het Italiaansche lancia spezzata, d. i. gebroken of korte lans of piek en werd gegeven aan hen, die tot den laagsten rang onder de officieren behoorden en op bevordering dienden. Evenals de overige officieren droegen zij lichtere wapenen dan de gewone soldaten. (3) Zie Aanteekening N°. 113. (4) N°. 114. (5) Ook voor kruit tot oefeningen, plechtigheden enz. werd gezorgd. Eene compagnie van 113 hoofden in de gewone garnizoenen ontving elke maand 30 pd. kruit, in de frontiersteden 50 pd. (Res. H. 26 Juli 1580); eene compagnie van 150 hoofden ontving elke maand 50 pd. (Res. H. 18 April 1581). (6) Zie Aanteekening N°. 115.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 130