117 „insichten, daeraf den Commissaris terstondt na de monsteringh sijn „Bxc. of de Staten sal volkomen bericht doen. „Ende sullen voorts de commissarissen van de Monsteringh de collo nellen ende capiteijnen verklaren, soo verre sij eenige merckelijcke tijdt „voortaen van haer compagnien absenteren sonder consent of last van „S. Exc. of de Staten, van meijninge 't selve te doen korten aan haer „Tractement." Ook stelde de Prins de traktementen ter maand bij eene compagnie vast als volgt (1) Kapitein 80, luitenant 45, vaandrig 40, 2 sergeants 48, 4 korporaals 64, 4 landpassaten 4-8, chirurgijn 12, fourier of klerk 12, 2 tromslagers 24, te samen 17 officieren tot 373. Voorts 100 soldaten tot S per hoofd, door elkander, om de kapiteins in de gelegenheid te stellen een ieder te geven naar zijn verdiensten. In 1582 werd het bedrag tot betaling en onderhoud van elke compagnie verhoogd met 100 (2). De Staatsche krijgsmacht vertoonde als in andere legers gelijke deugden, gebreken en misbruiken eigen aan den tijd waarin men leefde, in- heemsch of aan den vreemde ontleend. Aan goeden wil om misbruiken te voorkomen, heeft het nimmer ont broken. Verschillende besluiten en plakkaten getuigen daarvan. Niet immer bleven zij langen tijd van kracht en voortdurend moesten zij vernieuwd worden. Tot de misbruiken behoorde o. a. het bekleeden van een commando gelijktijdig bij het voetvolk en de ruiterij. De Res. H. 8 November 1579 trachtte daaraan een eind te maken. Toch bleef het euvel bestaan. Hetzelfde was het geval met het verbod om gelijktijdig het ambt te bekleeden van drost of kastelein en dat van kapitein (3). Ook werd aan de edelen verboden oip standgenootendie eene mili taire waardigheid bekleeddenter vergadering van de Staten af te vaar digen. Zij mochten daar alleen verschijnen wanneer zij wegens dienst zaken waren opgeroepen (4). Ook behoorde tot de vrome wenschen om elke compagnie van „vroome „bequaeme ende getrouwe soldaten" te voorzien (5). Doch men trachtte soldaten te weren, die bij den vijand hadden (1) Res. H. 15 Juni 1581. (2) Res. H. 20 Januari 1582. (3) Res. H. 21 October 1581. Zelfs Joh an van Oldenbarnevelt, die alleen de wapenen had gevoerd bij de poging tot ontzet van het belegerde Haarlem in 1573, had als kapitein eene com pagnie infanterie (Res. H. 6 Augustus 1582). (4) Res. H. 16 Juni 1583 (5) Zooals o. a. werd voorgeschreven bij Res. H. 4 Juli 1583 voor de compagnie van Joh an de Wit.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 131