119 De Staten droegen alle mogelijke zorg om aan geld voor de soldij te komen, vooral wanneer troepen moesten worden afgedankt (1). Over de eerste compagnieën, Duitschers, Engelschen, Schotten, Fran- schen en Walen in dienst van Holland en Zeeland, is een en ander gemeld in Hoofdstuk I (2). Vóór het sluiten der Pacificatie van Gent (1576) woedde de opstand alleen voort in genoemde provinciën, die een nauw verbond hadden gesloten. Maar ook na die gebeurtenis bleef de krijgsmacht van elke provincie een afzonderlijk lichaam vormen, geheel afgescheiden van het leger, dat door de Staten-Generaal in de zuidelijke provinciën was bijeen verzameld. Eerst na het sluiten der Unie van Utrecht (1579) werden wel compagnieën in dienst gesteld van de generaliteit, maar gerepar- tieerd op eene of andere provincie. Zij stonden slechts in een zeer los verband tot elkander, alleen merkbaar uit de staten van oorlog, waarop alle oorlogskosten veelal na heftigen strijd volgens vastgestelde doch meermalen gewijzigde verdeeling van lasten over alle gewesten werden omgeslagen. Het meeste verband bestond nog in de krijgsmachten van die provin ciën, die een gemeenschappelijken stadhouder hadden, waarbij Holland steeds de boventoon voerde. De troepen van Friesland bleven zoo scherp mogelijk afgescheiden. In de eerste jaren van den opstand waren de Hollandsche compagnieën zelfstandig. In het Noorderkwartier of Westfriesland, onder het gouver nement van jhr. Dibderik Sonoy, waar de talrijke groote en kleine meeren de gemeenschap der troepen onderling met het zuiden bemoei lijkte, bestond meer samenhang en vormde zich tegen het einde der 16de eeuw, het oudste vaste infanterie-regiment op Holland. Bij hunne resolutie van 28 Augustus 1574 besloten de Staten van Holland de compagnieën in het zuidelijk gedeelte te stellen onder oversten of kolonels. Deze kolonels konden alleen orders geven aan de onder hen gestelde kapiteins. Een eigenlijk regimentsverband kwam nog niet tot stand, want telkens konden compagnieën omgewisseld, bijgevoegd of afgenomen worden. Ook het aantal kolonels wisselde af en hield geen tred met de spoedig ingevoerde uitbreiding van het aantal compagnieën. Zooals wij later zullen zien ging deze toestand geleidelijk over in de formatie tot vaste of permanente regimenten. (1) Een eigenaardig middel om aan geld te komen geeft de Res. H. 14 Februari 1575: iDie van de Financiën geauthoriseert eenige penningen, ter somma van 20 ofte 25000 te Kvinden, omme daer mede eenige vendelen knechten te mogen afdancken ende casseren »ende dat de selve penningen gevonden souden mogen werden bij koopinge van eenige Laeckenen »in Engelandt, op seeckeren gracelijcken dagh van 5 ofte 6 maenden, die wederomme alhier onder Kde knechten eensdeels in betalinge verstreckt, ende voor een partije om gereede penningen ver- »kocht souden mogen werden (2) Zie voorts Aanteekening N°. 118.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 133