120 De compagnieën in Holland onder het bevel van kolonels behoorden niet tot die garnizoenen, waar zich een superintendent of gouverneur bevond; dezen waren zelf hoofd van de krijgsmacht ter plaatse. In 1577 kwam hierin in zooverre verandering dat de benaming van gouverneur verdween en vervangen werd door die van hoofdofficier, kastelein of kolonel (1). In de overige noordelijke provinciën, waar het aantal compagnieën zooveel minder bedroeg dan in Holland en menbehalve den stadhouder, slechts een enkel krijgshoofd telde, werd al vroeg gesproken van regi ment als in Zeelandhet Zeeuwsche regimentenz. waarbij men echter niet aan de latere samenstelling van een regimentsstaf en verschillende onderdeelen mag denken. Dit laatste was wel het geval met de Engelsche, Schotsche en andere vreemde regimenten, somwijlen genoemd „gereguleerde uitheemsche re gimenten" (2), in tegenstelling met de andere samengevoegde compagnieën, die zoowel voorkomen onder den naam van regiment als van kolonel schap. De eerste commissiën door den Peins van Oeanje verleend aan kolonels, waren voor (3) Achilles de Dabive heer van Eosigny (6 vendels). 10 Januari 1573. G-eokge de Montigny baron van Noyelles (12 vendels). Jhr. Hekman Hellinck (5 vendelen Duitschers). 12 April 1573. Jhr. Adbiaan Yijgh (5 vendelen 1000 hoofden), zoo mede voor jhr. Alexandeb de Zoete de Lake, heer van Haultain, als commandant der garde te voet van den Prins. Bedoelde garde kan als een vast korps beschouwd worden, zoomede de stadsvendels van Amsterdam. De eerste kolonels op Holland waren: G-eobge de Montigny, baron van Noyelles, jhr. Jacob van Egmond, Hebman Hellinck en jhr. Aeent van Düivenvooede (4). De sterkte van de oudste compagnieën of vendels was zeer ongelijk, gewoonlijk meer dan 150 hoofden. Volgens Res. H. van 25 en 30 Sep tember 1574 zouden allen worden teruggebracht op 150 hoofden met cassatie van „alle de onbequaemsteende die meest met vrouwen ^ende „kinderen beswaerdt zijn" (5). (1) Res. H. 6 Juli 1577: »Is goedtgevonden ende geresolveerd, dat tot conservatie van de i) Privilegiën ende Gerechtigheden van den Lande, met verlichtinge derselver Landen, en? meerder »contentement van de steden, alle Gouvernementen, op 't believen van S. Exc. souden cesseren mogen, alsoo de staeten verstaen S. Exc, alleene te houden, ende te ghehoorsamen als Gouver neur, ende dat de tegenwoordighe Gouverneurs, ter plaetse daer sijluijden zijn ghesteldt tot ïHooft-officieren, Casteleijnen ofte oock tot Collonellen gebruijekt sullen mogen werden (2) Res. S. G. 7 Januari 1605. (3) Nav. XLVII. (4) Zie Aanteekening N°. 119. (5) N°. 120.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 134