121
Holland had toen in dienstop papier50 vendelswaaronder de vaan
ruiters van kapitein Michiel Caulier (1). In werkelijkheid was het
aantal vendels grooter, zoodat het toegestane bedrag van 45000 voor
de maandelijksche betaling ontoereikend bleek. Daarom werd besloten
buiten den Prins van Oranje om de niet verantwoorde vendels
„die tot dienste van den Lande onnutste ende onbequaemste zijn, af te
„danken" (2).
Holland en Zeeland verleenden hunne toestemming om samen te onder
houden 30 vendels, waaronder de vaan van Michiel Caulier (3); maar
de gebeurtenissen dwongen om dit aanzienlijk uit te breiden, zoodat
men in het voorjaar van 1576 besloot voortaan per maand 210.000
op te brengen tot onderhoud van 110 vendels en uitrusting van 100
schepen van oorlog (4).
Gelijktijdig werden vele kapiteins meestal gouverneurs van de fron-
tiersteden gemachtigd om hunne compagnieën op 200 hoofden te
brengendaarentegen zouden enkele compagnieën Engelschen of Schotten
worden afgedankt (5).
Ook werden compagnieën bestemd voor den dienst te water, n.l. op
de stroomen en meeren (6).
Na het sluiten der pacificatie met de zuidelijke gewesten (Gent 1576),
werd daarheen door den Prins van Oranje een secours gezondenwaar
voor 3 regimenten geformeerd werden onder de kolonels Olivier van
den Tympel, heer van Corbeeck, chef van het regiment van Walcheren,
Barthold Entens van Mentheda, chef van een regiment van Holland
en George de Montigny, baron van Noyelles, chef van een regiment
Walen. Het verloop van dit secours is in Hoofdstuk I geschetst (7).
Zorgvuldig waakten Holland en Zeeland dat hun krijgsmacht niet
vermengd werd met die der Staten-Generaal. Zij konden dit doel slechts
bereiken door zelf het beheer der eigen geldmiddelen te handhaven. In
Hoofdstuk I is opgegeven voor welke betalingen zij zouden zorgen, t. w.
wat het krijgsvolk betreftvoor de eigen garnizoenenvoor het secours
van 25 vendelen en 100 ruiters, voor het regiment van jhr. Christoffel
(1) Res. H. 25 December 1574
(2) Res. H. 7 Januari 1575. De Res. H. van 1 en 9 Mei 1575 bevatten de namen er kapiteins
en de garnizoenen der Hollandsche compagnieën.
(3) Res H. 14 en 15 April en 15 Mei 1575.
(4) Res. H. 13, 15 en 23 Maart 1576. Om aan geld te komen werd een leening gesloten bij
üOostersche steden" (Hanse stedenoostwaarts van de Nederlanden gelegen) tegen den penning
16 (Res. H. 14 Juli 1576).
(5) Res. H. 10 Juli en 10 Augustus 1576.
(6) Res. H. 10 en 19 Juli 1576: »Capitein Chrispijn sonderlinge aangenomen omme met
Bsijne compagnie te water te dienen". Evenwel volgde den 7 September de resolutie om de
compagnie te casseeren. In de meeste contracten met de uitheemsche regimenten en compagnieën
gesloten, komt eene bepaling voor, die betrekking had op den dienst te water.
(7) Zie Aanteekening N°. 121.