122 van IJsselsteijn (1) en voor een otal vendelen, afgezonden tot onder steuning voor den graaf van Rennenberg bij de belegering van Kampen Deventer, enz. (2). Men verlangde zeer naar de verwijdering uit Holland van de vreemde troepen, te voren in dienst van Spanje, en won daarvoor den graaf van Bossu, die 's konings zijde had verlaten (3). Voorts wenschte men het aantal vendels te verminderen, om welke redenen, bij het opmaken van den staat van oorlog aan den Prins van Oranje werd voorgesteld om de militie van Holland en Zeeland terug te brengen tot 44 vendels, elk van 103 hoofden, en 1 compagnie van 57 ruiters, benevens 30 schepen van oorlog. Gedeeltelijk voldeed men hieraan (4). Van deze vendels meende men in het kwartier van Zuid-Holland een zeker aantal te stellen onder kolonels, te weten 10 vendelen onder graaf Filips van Hohenlohe 6 onder jhr. Herman Hellinck, 4 onder Nicolaas Ruychaver, en 2 onder jhr. Willem van Dorp (5). Dit kwam echter niet tot uitvoering. Voorloopig bleef jhr. Arent van Duivenvoorde de eenige kolonel op Holland. Ook andere bezuinigingen werden door de Staten van Holland inge voerd en wel onder de volgende bepalingen (6) „D'Escurye van S. Exc. sal worden gecontinueertmidts dat die van „Zeelandt haer quote daer in dragen sullen. „Het tractement van Johan Cunningham (alias kapitein Smit) wordt „gebracht van 150 op 100 per maand. „Alle tractementen van de Oversten in Hollandt, wesende Hooft-Offi- „cieren sullen cesseren, ende sullen de selve officieren met die profijten, „inkomsten en emolumenten van haer officie hen laten genoegen „Dat mede haer Lijf-schutten gehouden worden voor gecasseert. „Dat die Oversten binnen G-eertruidenbergjhr. Anthonis van Brecht „sijn tractement van 100 ter maendt sal worden gecontinueert, midts „voortaen alleenlijck houdende 4 Lijfschutten. „Alle sergeantschappen (7) in Hollandt sullen cesseren, ende soo verre „eenige steden sergeanten gebruycken willen, sullen de selve tot haren „koste mogen houden, uijtgesondert binnen Amsterdam, den Briel ende „Geertruydenbergh, alwaer deselve zullen worden ghecontinueertte (1) Zie Aanteekening N°. 122. (2) N°. 123. (3) i N". 124. (4) d N°. 125. (5) i N°. 126. (6) Res. H. 27 Augustus 1578. (7) Wel te verstaan sergeant-majoors in de vestingen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 136