AANTEEKENING N°. 1 (bladz. 19).
„Lettre CCCIXg" van Mr. Groen van Prinsterer's Archives (Tome III
p. 227£37) bevat de „Mémoire du comte Louis de Nassau relatif a
„l'expédition de Groningue", geschreven in Mei 1568 na den slag bij
Heiligerlee.
Graaf Lodewijk had toenmaals onder zijne bevelen 25 vendelen en
200 paarden. Bovendien verwachtte hij 200 harquebusiers van den graaf
van Mansfeld 800 harquebusiers van den heer del Yaulx, 300 paarden
van graaf Joost van Schauenburg de compagnieën van de graven van
den Berg en Culemborch benevens de door Sonoy aangevoerde harque
busiers te Coesfelt en Bremen.
De namen van de kapiteins der vendelen waren„Obristher" (1), Henrick
VAN SlEGHENCLAES VAN EPPENJoHAN VAN HOLLCüRT VAN BOTMER,
Hans van Bloe, Henrich Butjenther, Henrich van Eime, Wilhelm
van Dockum, Claes van Bremen, Otto Falcke, Ymmel op Lebwaer-
den, Homme Hettingh, Johan Bunghe, Johan van der Cate, Steven
Berchem, Frantz van Essen, Houtain, Stenzel van Namsloo. Voorts
de compagnie van Rodolf van Minne (nog niet gemonsterd) en de 150
man van Jennin (of Jenny; bestemd voor het leger van den Prins
van Oranje).
Graaf Joost van Schauenburg was verzocht om op te treden als
„mareschal du camp".
Van de zes op den vijand buitgemaakte kanonnen, schoten er drie
kogels van vier pond, drie waren halve slangen. Ander klein geschut
was reeds aanwezig of werd nog verwacht.
VAN HaRTFELT N. VAN CULENBOURGVAN DER TüRCKPEETER VAN
(1) Het eerstgenoemde der vendelen »Obristher" was natuurlijk de compagnie-colonnelle van
graaf Lodewijk van Nassau. Henrick van Sieghen en Claes van Eppen hadden elk twee
vendelenalle overigen een vendel. De compagnie van N. van Culenbourg werd later opgelost
en verdeeld over de vendelen van Van der Turck en Peeter van Berchem.