154
A ANTEEKENINGr N°. 32 (bladz. 47).
G. P. B. IV fol. 6063 bevat de „Articulen waerop den Aerts Hertogh
„Matthias als gouverneur en capiteijn-generaal van de Nederlanden is
„aengenomen".
Tot onderhoud van zijn hof, daaronder begrepen zijne garde en zijn
kapel, werden toegestaan 120000 per jaar, te betalen deels uit de
opbrengst der domeinen, deels door de provinciën (Bes. S. G. 21 De
cember 1577). De Staten van Holland maakten in 1579 tegen deze rege
ling nog bezwaaromdat zij den aartshertog niet als gouverneur hadden
aangenomen (Res. H. 5 Mei 1579).
De betalingen aan den aartshertog lieten veel te wenschen over en
werden ten slotte gestaakt. Toen trokken de Staten van Holland zich
de zaken aan „ten eijnde sijne Altesse met eere uijt dese Lande soude
„konnen geraken" (Res. H. 24 Juli 1581etc.)
De Peins van Oeanje was den 22en Mei 1577 door de Staten van
Brabant verkozen tot ruwaard, door de Staten-Generaal voorloopig tot
hun bijzonderen stadhouder (Res. S. G. 23 December 1577 op een trakte
ment van 100 per dag, aanvankelijk voor een half jaar. Met goed
keuring van aartshertog Matthias werd de prins benoemd tot zijn
luitenant-gouverneur en stadhouder van Brabant, in plaats van ruwaard
(Res. S. G. 8 en 20 Januari 1578; bij laatstgemelde resolutie werd als
staatszegel aangenomen de Leeuw met pijlen, ten getale der gewesten,
door den band der Unie aan elkaar verbonden).
AANTEEKENING N°. 33 (bladz. 47).
Res. S. G. 2, 3 en 12 Februari 1578. De heer vanMontigny ontving
op 19 Februari commissie om zijn regiment te herstellen tot 10 vendels.
Het regiment van den heer van Champagny, eerst gebracht op 4 vendels,
kon niet hersteld worden (Res. S. G. 25 Februari en 8 April 1578). Hij
ontving vervolgens commissie als generaal van de monsteringen op een
traktement van 6000 (Res. S. G. 8 en 29 Maart en 20 April). Over
het regiment van Egmond werd bijzonder geklaagd „mauvais service";
toch werd het weder hersteld en ontving 400 tot aanschaffing van
10 nieuwe vaandels (Res. S. G. 25 Februari16 en 22 Maart).
Voorts werd besloten om in dienst te houdenServais de Glimes met
200 lansiers, graaf Willem van der Marck, vrijheer van Lumey, met
200 lansiers en Melchior van Schwarzenburg met 100 lansiers (Res.
S. G. 3 Februari 1578). Bij Res. S. G. 19 Maart 1578 werden ter
beschikking gesteld van den aartshertog de compagnieën van Joost de
Zoete, heer van Villers, en van Jean Baptiste Nanciony, terwijl de
compagnie van Pierre de Voisin veranderd werd in lansiers (op 18
per paard ter maand).