160 S. G. 21 Juni, 19 Augustus, 14 en 17 September 1577, waarin hij ge noemd wordt Monsr. de Fremel en Fremelles, later Estrumel, enz.). Het regiment van den heer van St. Remy streed in 157^ onder Ren nenberg in Overijssel. Ook andere Franschen waren in 1577 overgekomen, die tot 3 nieuwe compagnieën geformeerd en gevoegd werden bij de 3 compagnieën van het regiment Franschen van den kolonel Antoine de la Garde (Res. S. G. 3, 10 en 22 November 1577). Op welke wijze de goede gang van zaken belemmerd werd door godsdienstverschil, bleek wel uit de verklaring van graaf Philippe de Lalaing, die liever zijn generaalschap wilde neerleggen dan toelaten dat in zijn gouvernement Henegouwen een loopplaats werd aangewezen voor kolonel de la Garde (Res. S. G. 2 en 12 Januari 1578). Voor de diensten van het regiment in 1578 werd in 1592, doch te vergeefs, door de erfgenamen om betaling ver zocht (Res. S. G. 28 Augustus 1592). Een groot deel van het korps van den hertog van Anjoü, dat in 1577 naar Frankrijk was teruggekeerd, en wel 400 chevau-legers en 2000 harquebusierskwamen in 1578 ter beschikking van de Staten-Generaal en werden onder den heer van Argentlieu gevoegd bij het leger van den paltzgraaf Johan Casimir (Res. S. G. 11 en 20 Mei, 6, 19 en 24 Juni en 13 en 16 Juli 1578). De infanterie bestond uit een regiment van 12 compagnieën onder den heer van Mouy, die 25 Februari 1579 werd vervangen door Franqois de la Noue (Res. S. G. 20 Juni 1579). Het voetvolk van Argentlieu zou uit België met schuiten worden vervoerd naar het leger van hertog Johan Casimir, tusschen Maas en Waal, en wel „pour eviter plus grande mangerie" ten koste van de plattelandsbewoners. Nader werd bepaald dat Argentlieu zich zou begeven naar het leger van den graaf van Bossu (Res. S. G. 18 Juli 1578), waar ook de hertog eindelijk aankwam (26 Augustus). Intusschen kon het wegens uitstel der beloofde gelden niet uitblijven, dat de lieden van den hertog zich schuldig maakten aan allerlei „foulles, „massacres, brandschats, violations et deflorations" (Res. S. G. 81 Juli en 3 October 1578; Res. H. 19 December 1578). AANTEEKENING N°. 39 (bladz. 51). G. P. B. 1Y fol. 64 bevat het „Accord gemaeckt tusschen den Hertogh van Anjou, Alenson, etc." en de Staten-Generaal dd. 13 Augustus 1578, waarbij eerstgenoemde belooft hen te zullen ondersteunen met 10000 voetknechten en 2000 paarden, voor den tijd van 3 maanden in te gaan op 1 Augustus; duurde de oorlog langer, dan met 3000 voetknechten en 500 paarden. De Staten-Generaal verbonden zich voor een leger van gelijke sterkte.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 174