163
„zijndede lasten van 't onderhoudt van de mijteren en knechten te mon
steren de somma van 60000 van XL gr. ter maendt, ende d'inkom-
„sten daer tegen, sonder Hollandt en Zeelandt, geen 80000; bij de
„selve gedeputeerden geconcipieert was seeckere repartitie over de gemene
„provinciën, van de lasten in 't onderhoudt van den oorlogh, den staet
„genomen op 200 vendelen en 300 paerden bij de Nader geünieerde
„Landen betaelt souden wordendaer in Hollandt en Zeelandt ter maendt
„op 100 was gestelt, 't welck bij de staten gesien, hebben genomen
„rapportelik in den haren" (Res. H. 16 Mei 1579). Bij volgende reso
lution consenteerden Holland en Zeeland te zijn gesteld op 100000 ter
maendt, mits dat de betaling van hunne ruiters en knechten binnen en
buiten 's lands (n.l. buiten hunne provincie) daarin was begrepen (19 Juni
1579); zij boden aan 100000 op de 223000, die bij de nader ge
ünieerde Provinciën zouden worden gedragen tot onderhoud van 80 ven
delen en 2000 paarden, in de 466000 ter maand genomen op de
generale defensie, enz. (Res. H. 22, 29 en 30 Juni).
Op den staat van oorlog van de noordelijke gewesten staat bijgeschre
ven, dat de onderlinge verhouding zou bedragen: Holland 80000;
Zeeland 20000; Utrecht 12000; Friesland 24000; Groningen
18000; Drenthe en Wedde 6000; Gelderland 40000.
De quote van Holland werd nader bepaald op 106000 ter maand,
omdat de Peins van Oeanje anders verklaarde „hem van sijn last te
„willen deporteren" (Res. H. 21 Juni en 8 Juli 1580). De quote der
andere noordelijke provinciën werd volgenderwijze geregeld: tot onder
houd van den oorlog zou Gelderland jaarlijks opbrengen 100000;
Utrecht het 10de deel van Holland; Friesland het" 5de deel van Hol
land. Overijssel en Groningen vielen af „overmidts de invasie haerluijder
Landen" (Res. H. 24 Mei 1581).
Door den Peins van Oeanje was de volgende quotificatie voorgesteld
tot onderhoud van het legerper maandBrabant 50000Vlaan
deren 150000; Gelderland 50000Holland 56000Zeeland £14000;
Friesland 24000; Utrecht 12000; Overijssel 12000; Drenthe 8000;
Drimmelen 14000; Doornik 6000; Valenciennes 6000 enMechelen
4000.
Meer in het bijzonder zou de quotificatie van de Nadere Unie worden
geregeld als volgtGelderland 40000Holland 80000Zeeland 20000;
Friesland 24000; Groninger Ommelanden 16000; Overijssel £20000;
Drenthe 5000; Lingen 3000; Groningen 3000 en Utrecht 8000;
met opmerking „soo verre alle andere provintiën werden verhooght naer
„de quotificatie van de geuniceerde provinciën, souden 't samen bevinden
„ter maendt 462000" (Res. H. 21 Juni 1579).
Bij de Inleiding op het „Journael van Anthonis Duijck" zegt de
schrijver Bodewijk Muldee, bij zijne uitmuntende uiteenzetting van het
Staatsolie leger, dat het zoogenaamde stelsel der quoten in 1583 in het