167 Do Staten van Holland zonden 1200 miters van den graaf van Hohen- lohe benevens de regimenten te voet van graaf Willem Lodewijk van Nassau en Christoffel van IJsselsteijn (Res. H. 2 en 4 April 1580); naar Kampen en Zwolle vertrokken versterkingen (Res. H. 1 April 1580 en 26 Mei 1581), ook naar Friesland (Res. H. 22 Juni en 11 Juli 1580), waarheen mede vertrokken het regiment Engelschen van John Noeeis (Res. H. 15 Juli en Res. S. G. 15 Augustus 1580) en het regi ment Walen van Michiel Cauliee (Res. H. 2 en 20 Juli 1580). De Staten-Generaal namen in dienst der Generaliteit de ritmeesters Bal- thasae VAN Aeensteyn Asmus Caelewicx Henkick van Weeel en Hans Claus van Swoem, elk met 100 paarden (Res. S. G. 3 Juni 1580). Zij verzochten aan den Peins van Oeanje om de regimenten van Antoine de la Garde en van Neufville naar Groningen te zenden (Res. S. G. 4 Juni 1580). Met laatstgenoemden is bedoeld jhr. Akent van Geoenevelt, heer van Neufville en Aróndeau, dezelfde, die in de Res. S. G. 13 Mei 1580 ge noemd wordt „Grandmaire" van St. Amant. De Staten van Friesland hadden zich bijtijds verzekerd van de kasteelen te Leeuwarden en Stavoren (Res. H. 6 Februari 1580). De graaf van Hohenlohe ontving commissie als generaal en chef van het leger in Friesland op een traktement van 1500 per maand boven zijn gewone inkomsten; Bernabd van Meeode, heer van Rummen, zijn luitenant, 500 per maand (Res. S. G. 30 Mei en 1 Juni 1580). AANTEEKENING N°. 47 (bladz. 59). Het openhouden der Zuiderzee voor den handel noodzaakte Holland als 't ware om hulp te verleenen aan de oostelijke provinciën, onder voorwaarde van terugbetaling der gemaakte onkostenen wel door Fries land. Tot verzekering der terugbetaling eischte Holland de tijdelijke be zetting van Harlingen en Stavoren door compagnieën van het regiment van jhr. Diederik Sonoy, tevens belast met de algemeene bevelvoering aldaar (Res. H. 24 Juni, 30 Juli, 6, 15 en 29 Augustus 1580). Delfzijl en Stavoren kwamen nog in den loop van 1580 in 'svijands handen. De aanhoudende nederlagen en de slechte betaling gaven wederom aanleiding tot groote wanorde onder de soldatenvooral bij de regimenten van graaf Willem Lodewijk, Baethold Entens, Noeeis en Michiel Caulier (Res. H. 121 en 30 Juli, 8 en 9 September 1580).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 181