181 AANTEEKENING N°. 71 (bladz. 73). De graaf van Nieuwenaar en Meurs was „opperste veldheer en „luitenant-generaal des Keurvorst van Keulen", Gebhard Truchsesz (Res. H. 1585). In deze betrekking had hij reeds vroeger met de Staten- Generaal en die van Holland onderhandeld over het in dienst nemen van troepen (Res. S. G. 23 en 25 December 1583 en 17 Januari 1584; Res. H. 13 en 17 Mei 1583). De Res. S. G. 30 en 31 Mei en 11 Juli 1584 vermelden resp. de ver leende commissie als stadhouder van Gelre en Zutphende toezegging- van een regiment Infanterie en het afleggen van den eed. Vele geschied schrijvers maken melding van graaf van Meurs of van graaf van Nieuwenaar. Aangezien dit aanleiding kan geven tot verwarring, wordt hier steeds de geheele titel vermeld. AANTEEKENING N°. 72 (bladz. 73). Gebhard Truchsesz had in Januari 1583 de Augsburgsche confessie aangenomen en een huwelijk gesloten met gravin Agnes van Manspeld. Hij geraakte daardoor in oorlog met den keizer tegen wien hij zijne troepen liet aanvoeren door hertog Joi-ian Casihir van de Paltz. Als aartsbisschop-keurvorst van Keulen werd hij achtereenvolgens opgevolgd door Ernst van Beijeren (26 Mei 1583was tevens bisschop van Freisingen, Hildesheim, Luik en sinds 1585 van Munster) en Fer dinand van Beijeren (1612; broeder van den vorigen, tevens bisschop van genoemde landen, geboren 1576 en overleden 1650). Nadat Gebhard Truchsesz uit zijne staten was verdreven, leefde hij op kosten van Holland, eerst op het kasteel Honsholredijk en daarna te Delft; hij stierf 21 Mei 1601 in Duitschland (Res. H. 17 Septem ber, 20 November, 6 December 1584, 21 Februari, 23 en 24 De cember 1585). AANTEEKENING N°. 73 (bladz. 74). Bij Res. H. 10 Juli 1584 werd de graaf van Hohenlohe verzocht „de „Duytsche Militie in goede ordre in dienst te houden; ende soo verre de „Duytsche Ruyteren daer en boven in dienste niet en souden begeeren „te continuerensonder verdere verseeckeringe van de toekomende diens ten, dat sijne Genade de selve toesegginge sal mogen doen van de „selve diensten ende dat henluyden daer van goede verseeckertheijdt „van ostagiers ofte anders sal gegeven worden". Het waren vooral de ruiters van den ritmeester Eytel Henrich, in 1578 luitenant-kolonel van den markies van Havrech (Res. S. G. 28 December 1578). Zie over deze muitende ruiters de Res. S. G. 20

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 195