194 AANTEEKENING N°. 96 (bladz. 87). Teello of Tbillo was o. a. tot in 1576 gouverneur geweest van Loe- vestein (Res. H. 1 September 1576) en in 1578 van Herenthals (Res. S. G. 14 Juni 1578). Bij Comm. R. v. St. 7 Juni 1586 was hij aange steld tot superintendent en kapitein van Culemborg. De Staten van Holland hadden indertijd een contract aangegaan met Floeis van Pallandt, graaf van Culemborg, om deze stad te bezetten. Een vendel voetknechten onder jhr. Roelof van Lennep werd daarbinnen gebracht op kosten van Holland; de vice-admiraal jhr. Adbiaan van van Duivenvooede werd belast met het bevel op de vaart en over de stad (Res. H. 7 Mei, 7, 24, 25 en 28 Juni, 8 Juli, 2, 4 en 7 November 1585). De Res. S. G-. 26 Augustus 1585 bevatte een nader contract door den graaf van Nieuwenaae en Meues en overste Schenck met graaf Floeis gesloten. AANTEEKENING N°. 97 (bladz. 87). In de jaren 1586 en 1587 werd door den Raad van State aan de vier betalende provinciën Holland, Zeeland, Utrecht en Friesland 200.000 ter maand verzocht tot betaling van de ordinaris lasten van den staat van oorlog, dus voor een geheel jaar 2.400.000. Bovendien extra- ordinaris voor het veldleger 400.000 eens per jaar, welk bedrag bij Res. R. v. St. 24 April 1586 gebracht werd op 500.000 (Archief R. v. St. Nrs. 1499 en 1500, Algemeen Rijks-Archief). De 30.000 voor de 2000 ruiters werden aan den graaf van Leicestee afgedragen, ingevolge Res. S. G. 20 Juni 1586. Met het oog op het veldleger werden de volgende plakkaten uitge vaardigd 10 April 1586. „Placaet, waermede bij syn Exc. van Leycestee wordt „versien op den inkoop ende uytvoer van allerhande peerden, nae den „vijandt, neutrale ende andere plaetsen". (G. P. B. I, 144). 26 Augustus 1586. „Placaet, werende den toevoer van levensmiddelen „naar het leger" (G. P. B. II, 362). AANTEEKENING N°. 98 (bladz. 88). Eerst was aangewezen de veldmaarschalk sir William Pelham (Res. S. G. 19 November 1586); nader werd bepaald dat deze met den graaf van Leicestee mee zou gaan naar Engeland. De Res. S. G. 3 December 1587 vermeldt dat hij zijne afrekening ver zocht; niemand wist echter op welke commissie hij in 's lands dienst was gekomen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 208