198 Bij vonnis van 26 October 1587 werd Cosmo de Pescarengis verloochend door den graaf van Leicestee, zoomede de jeugdige kapitein Nicolaas de Maulde, die geheel onder zijn invloed had gehandeld, verwezen tot de straffe des doods (zie het vonnis bij Boe, 28e boek). Nicolaas de Maulde was kapitein geworden in het vorige jaar (Comm. R. v. St. 20 Juni 1586). In weerwil van machtige voorspraken werd elk verzoek om gratie afgeslagen. Johan van Oldenbaenevelt wenschte een voorbeeld te zien gesteld. AANTEEKENING N°. 105 (bladz. 93). Jhr. Aeent van Geoenevelt, geboren 13 October 1543 en overleden 28 Augustus 1616, voorheen baljuw van St. Amant, was heer van Neufville (als zoon van Aeent en Louise de Maulde, vrijvrouwe van Neufville) en van Aeondeau (als gehuwd met Jenne van Baudouin, vrijvrouwe van Aeondeau). Zijn broeder, jhr. Floeis van Geoenevelt was ritmeester in dienst der Staten-Generaal. Bij Res. S. G. 10 en 15 April 1584 werden commissiën verleend of vernieuwd aan den gouverneur en de zes kapiteinstoen te Sluis garni zoen houdende. De Staten-Generaal verklaarden daarbij niet te willen aantasten de autoriteit van den prins van Chimay, als gouverneur van Vlaanderen, noch die van de stad Brugge, indien zij bij de Generaliteit en de Unie zouden blijven. Nicolaas van Meetkeeken was luitenant-kolonel van het regiment van den heer van Geoenevelt (Res. R. v. St. 9 April 1585). Over de ongeregelde betaling had dikwerf nieuwe muiterij plaats onder de soldaten. Bij Res. R. v. St. van 27 December 1584 was „gheresolveert dat men „dien van der Sluijs sal aendienen, dat men tgarnisoen aldaer sal be- „talen een maent solts in ghelde, ende een half maent in laecken, off „inghevalle de soldaten met laken hun nut en willen vernoeghen, dat „men den magistraat sal belasten hun een half maent in ghelde te be- talen, ende dat men in plaetse van dien hun in handen sal gheven de „weerde in coren te lossen binnen 3 maenden"zelfs werden eenmaal de gouverneur en zijne officieren gevangen genomeneischende het garnizoen betaling voor 7 maanden (Res. R. v. St. 12, 20 en 25 Februari en Res. H. 12 Februari 1585). Holland zond daarop 22000 om voor 2 maanden soldij te betalen. Men hield dit geld voorloopig op de schepen van oorlog, liggende voor Sluis om te verhoeden dat het in de stad werd gebracht alvorens de mutinatie gestild was. De soldaten lieten zich nu wel aanmonsteren, maar verlangden bovendien 24000 (Res. H. 25 Februari en 2 Maart 1585). Toen het voornemen van den vijand bekend werd om Sluis te belegeren, moest het magazijn in de stad nog voorzien worden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 212