21Ó
A ANTEEKENING N°. 121 (bladz. 121).
Ter aanvulling het volgende.
Kort nadat men in Holland het muiten der Spanjaarden vernamwerd
dadelijk orde gesteld op de betaling der militie en dat „in alles voorsien
„mach werden dat tot conservatie ende dienste derselver Landen sal
„mogen strecken, bijzonder in aensieninge van de goede hope, die tot
„bevrijdinge deser Landenmet die aengeheven Trouble binnen Brabandt
„en Ylaenderen werdt gegeven" (Res. H. 24 Augustus 1576).
De heeren van Epvre en van la Motte werden door de Staten-Gene
raal aangewezen om met de kapiteins en soldaten van het secours van
den Prins van Oranje over hunne traktementen te handelen (Res. S. G.
14 Januari 1577).
Besloten werd om de vendelen te betalen, gerekend op 150 hoofden,
ook al waren zij sterker; bij mindere sterkte dan 150 werd voor de
ontbrekenden niet betaald (Res. S. G. 8 Mei 1577).
Toen later het secours van Holland en Zeeland uit 25 vendelen en
100 paarden bestond, terwijl inmiddels de vendelen in Holland geredu
ceerd waren tot 113 hoofden, verzochten de Staten-Generaal de sterkte
der vendelen van het secours te brengen op 200 hoofden (Res. H. 21
October 1577; Res. S. G. 15 Januari 157S). Holland wenschte evenwel
geen grootere sterkte dan 113 hoofden toe te staan: „mits aenbiedinge
„in den hoochdringenden noot van alle vordere bijstant ende assistentie
„des moegelijcke zijnde volgende tgeschrift henluyden (de gecommitteer
den van de Staten-Generaal) tot dijen eijnde overgelevert" (Res. H. 22
en 28 Januari 1578).
Over het leenen van geschut aan de regeering van Brussel werd be
paald, dat Zuid-Holland, het Noorderkwartier en Zeeland elk zouden
zenden 2 metalen stukken en 2 gotelingen (Res. H. 14 Augustus 1577).
AANTEEKENING N°. 122 (bladz. 122).
De kolonel IJsselsteijn had commissie gekregen tot het werven en
oprichten van een regiment van 5 a 6 vendelen met loopplaats in de
Langstraat (Res. S. G. en H. 6 Augustus 1577), waar door dit nieuwe
krijgsvolk veel moedwil werd bedreven. Het regiment werd eerst met
7 compagnieën op de repartitie van Gelderland gesteld (Res. S. G. 27 De
cember 1577), daarna ter sterkte van 6 compagnieën op Holland en
Zeeland gebracht; eindelijk in betaling genomen door de Staten-Generaal
(Res. S. G. 28 Augustus en 5 September 1578). Aan den luitenant
kolonel van het regiment Blanckenbijl beloofden de Staten van Hol
land een extra-ordinaris traktement van 40 boven zijn gewoon
maandelijksch traktement van 80, als hij kon zorg dragen, dat
de door Holland afgedankte knechten van den Hollandschen bodem