225
7 Maart 1587.
8 Juli 1588.
Overijssel.
8 November 1577.
1580—1584.
12 Augustus 1584.
17 Augustus 1585.
2 Maart 1587.
Friesland.
19 September 1572.
Bartholomew Balfour, overste over het krijgs
volk te Arnhem, Huissen en forten (1).
Bartholt van Gent, heer tot Loenen, superinten
dent over het krijgsvolk te Arnhem (2).
George de Lalaing, baron de Ville, graaf van
Rennenberg, provisioneel stadhouder (3).
Alleen Spaansche gouverneurs.
Adolf graaf van Nieuwen aar en Meurs, Stad
houder (4).
Maerten Schenck van Nijdeggen, luitenant-gene
raal van graaf Adolf over het krijgsvolk in Gel
derland, Drenthe en Overijssel (5).
Johan Filips vrijheer van Hopiensax en Yorstegh
krijgsoverste in Overijssel en Gelderland (6).
Graaf Joost van Schauenburg-Holstein en Stern
burg door den Prins van Oranje gecommitteerd
tot luitenant-generaal en Gouverneur van Fries
land (7).
15
(1) Res. S. G. 7 Maart 1587.
(2) Res. S. G. 8 Juli en Comm. R. v. St. 18 Juli 1588.
(3) Res. S. G. 8 November 1577. Hij gaat 3 Maart 15S0 over naar Spaansche zijde; overleden
23 Juli 1581.
(4) Res. S. G. 12 Augustus 1584. Hij was reeds stadhouder van Gelderland.
(5) Res. S. G. 17 Augustus 1585.
(6) Res. S. G. 2 Maart 1587. Krijgsoverste over de ruiters en voetknechten binnen Kampen
(2 vendels 200 man), Zwolle en schansen (3 vendels h 200 en 100 ruiters), Hasselt en Zwart
sluis (2 vendels a 200), Hattem (1 vendel 1 200 en 1 cornet ruiters), Elburg (1 vendel 150 en
1 cornet ruiters), Harderwijk (1 vendel a 200 en 1 cornet ruiters), op een traktement van 600
ien 32 dagen. Zijn broeder Johan Ulrich ontvangt commissie als overste-luitenant en super
intendent van Zwolle op een traktement van 200.
De Commissie voor Johan Filips luidt
«Crijchs-overste over al het crijchsvolck zoo te peerde als te voet in de steden ende sterckten van
rHarderwijck, Hatthem, Elborch in den vorstendomme Gelre, Campen, Swolle mette schantzen
»te Coten en op ten Berch, Hasselt ende Swartesluijs in den lande van Overijssel gelegen, jegen-
iwoordelijck liggende ende naemaals noch te leggen" (Comm. S. G. 5 Maart 1587). Johan Filips
verklaarde zijn gezag in Overijssel niet te kunnen handhaven, tenzij de Staten-Generaal hem onder
steunden met geld (Res. S. G. 22 October 1587). Hij en zijn broeder vroegen daarop ontslag, het
welk verleend werd, terwijl hunne compagnieën werden afgedankt (Res. S. G. 5 en 10 Februari
1588). Evenwel volgde geen betaling en de beide broeders zochten dit te verkrijgen door met
hunne compagnieën het platteland van Overijssel te brandschatten (Res. S. G. 1 en 9 Maart 158S),
(7) Had onder zijne bevelen 8 vendelen Duitschers, hield eerst zijn verblijf te Franeker doe
moest reeds in October 1572 uit Makkum naar Duitschland vluchten.
Friesland bleef onder Spaansch gezag tot het gewest zich in December 1576 aansloot bij de
Pacificatie van Gent. Tusschen genoemde jaren werden aanhoudend aanslagen beproefd tot be
vrijding, zooals in Hoofdstuk I een enkele maal is aangehaald.