254
b. HET NOORD-HOLLANDSCHE REGIMENT.
Jhr. Diederik Sonoy was, ingevolge zijne commissie van 20 April 1572
als gouverneur van West-Friesland en Waterland van wege den Prins
van Oranje, chef van de troepen in zijn gouvernement.
De Staten van Holland wenschten in 1578 den titel van gouverneur
in hunne landen niet langer te handhaven en erkenden alleen hun stad
houder als zoodanig. Dientengevolge werd ook het traktement van Sonoy
als gouverneur gehouden voor gecasseerd en zou hij voortaan als kolonel
genieten 40 ter maand voor elk vendelonder zijne bevelen dienende (1).
In 1574 werd per compagnie aan traktementen het volgende betaald
ter maand (2)
„Een Hopman (kapitein)130
Lieutenant20
Vendrich„20
Veltweijfel (Feldwebel; oudste onderofficier bij de compagnie). 12
Voerder (conducteur, geleider)„10
Gemeen Weijfel (onderofficier, in rang volgende op den Velt
weijfel) io
Schrijveri; 10
Forier (fourier)„10
Provoost„10
„(met noch een huijss daer hij de gevangens moet houden).
Veltscheerder (barbier en chirurgijn)„10
't vrije rot (adelborsten, enz.)„10
„de tromslagersn 9
„de pijpers9
„de gemeene soldaten7
(6) De garde te voet werd gezonden naar Geertruidenberg, alwaar de kapitein Assuerur Duijt^
een vendel zou oprichten van 150 hoofden, waarbij zooveel mogelijk de hellebardiers en de garde
werden ingedeeld (Res. H. 13 Juli en 15 Augustus 1584). De kapitein Duijtz was bevelhebber
van eene compagnie, als opvolger van jhr. Adolf van der Aa, van 18 Mei 1589 tot 18 Augustus
1590, toen hij overleed, en zijne compagnie overging op Godert van Steenhuijsen. (Afrekening
Archief Staten-Generaal N". 8338, fol. 222, 250 en zonder folio; Algemeen Rijks-Archief).
(7) Zie o. a. Res. H. 7 November 1584.
(8) De 24 hellebardiers werden alleen betaald door Holland (Res. H. 9 en 19 April 1586). Het
traktement van den Prins werd daarop bepaald op 1850 ter maand, benevens het onderhoud van
de hellebardiers tot »bewaernis van S. Exc. persoon" (Res. H. 15—24 Mei 1586).
(9) Res. H. 22 Juli9 Augustus 1586.
13 op Holland en 3 op Zeeland; voorts te betalen 42 voor de kleeding van eiken hellebardier,
die dienst doet als garde van Zijne Excellentie (Res. H. 26 Augustus—11 October 1586).
(10) Res. H. 1 en 4 April 1588. Louis de Landas was kapitein geweest over een vendel,
waarover hij het bevel voerde van 1 September 1584 tot 30 Juni 1586, toen hij vertrok naar het
overkwartier van Gelderland in dienst van den overste Schenc.k (zie zijn afrekening in Archief
Staten-Generaal N°. 8388, fol. 235, Algemeen Rijks-Archief).
De garde werd door hem als luitenant van den Prins gecommandeerd van 24 Maart 1587 tot
22 Maart 1589, toen hij overleed (zie afrekening, als voren, folio 241).