258 Aanteekening betreffende de compagnie van kapitein Jacob Augustijnsz Steijn. Den 29en Juni 1579 was Maastricht aan den vijand overgegaan. De Staten van Holland besloten om in plaats van de compagnieën, die „binnen Maestricht (Godt betert) zijn ghebleven" vier nieuwe op te richten, onder de kapiteins jhr. Floris van Brederode, jhr. Arent van Duiven voorde, Jacob Steijn en Bonne van Weender (Bes. H. 7 Juli 1579). Onder hen kreeg de kapitein Jacob Augustijnsz. Steijn commissie tot oprichting van eene compagnie van 113 „ghetrouwe experte ende ervaren Nederlandsche knechten" (Bes. H. 10 Juli 1579). Later ontving de ka pitein Steijn commissie om de compagnie binnen Haarlem tot 150 hoofden te versterken (Bes. H. 24 November 1581), terwijl hij uit het ammu- nitie-huis te Delft voor zijne compagnie 50 roers kon ontvangen, zoo mede een nieuw vaandel (Bes. H. 25 November 1581). De compagnie van kapitein Steijn bleef niet bestaan uit zuiver Neder landsche knechten. Zoo werd ingevolge Bes. H. 6 December 1581 Nicolaas Mardo als adelborst op 25 ter maand daarbij ingedeeld. Omtrent dezen Mardo zegt eene Bes. H. van 8 Maart 1580: „Alsoo „de Staten bevinden hooghnodigh te zijn dat de soldaten uit de Walsche „compagnienverschreven zijnde door last ende commissie van de Staten, „contentement gegeven worde, ten eijnde deselve verder tot dienst van „den Lande gebruijckt mogen worden, als wesende soldaten van ouden „dienst, ende die des Landts profijt gesocht hebben met indignatie 'van „henluijden capiteijnen, hebben verklaert dat de soldije van de selve sol daten, midtsgaders van Nicolaes Mardo, tot noch toe heeft geconti- „nueert, ende weder loop hebben sal, sulcx deselve onder haer vendel „ende compagnie is ghenoten, ende dat de soldaten aenbrengen ende „doen aenteeckenen sullen in de Finantie den tijdt van haerluijder dienst, „ende onder wat compagnien, midtsgaders hoe veel deselve uijt sake „van dien als noch ten achteren souden mogen wesen, daerop elck ter „goeder reeckeninge souden mogen wesendaerop elck ter goeder reecke- „ninge twee maenden soldije uijt des gemene Landtspenningen betaelt „sal worden, om daer na op 't selve achterwesen ghedisponeert te mogen „worden als na behooren, en om te voorsien ten meesten dienst van „den Lande, hebben de Staten voorts geordonneertdat bij de voorn. „Nicolaes Mardo een vendel opgherecht sal worden, ende voorts den „selven commissie verleent op 't believen van Sijn Exc. daertoe aan „S. Exc. sal gheschreven werden". Wij lezen hieruit dat de Waalsche soldaten, anders gezind dan hunne „kapiteins, de voorkeur hadden gegeven om in dienst te blijven van „de Staten-Generaal. 't Schijnt, dat van de oprichting der compagnie niets is gekomen. De Bes. H. 7 October 1580 vervolgt: „Op 't versoeck van David,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 272