„klaerdt ende geresolveertdat generalijck alle de compagnien in Hollandt
„die bij de steden zijn aangenomen, ghehouden sullen worden voor ge-
„casseert
Deze resolutie gold niet de stad Amsterdam.
d. DE STADSVENDELS VAN AMSTERDAM (1).
De stad Amsterdam had zich den 12den Februari 1577 verklaard voor
de Staten-Generaal en op 8 Februari 1578 de satisfactie van den Prins
van Oranje aangenomen.
De tijdens het Spaansche gezag opgerichte stadsvendels werden toen
afgedankt en vervangen door 4 nieuwe vendels, elk van 150 hoofden
(12 Maart 1578).
Bij Res. H. 26 Augustus 1578 werd bepaald dat deze zouden worden
gebracht op 2 vendels, elk van 200 hoofden, waaronder ingedeeld de
adelborsten van de af te danken compagnieën. De regeering van Am
sterdam verzette zich evenwel hiertegen en hield de 4 compagnieën of
vendels in stand.
De Staten van Holland berustten hierinmits elke compagnie eene
sterkte zou hebben van 113 hoofden (Res. H. 18 September 1578).
Evenwel werd later, bij Res. H. 5 October 1580, de formatie van 2 ven
dels toch ingevoerd, elk van 150 hoofden, en wel onder de kapiteins
Pieter van Neck en G-errit Vos. Deze kapiteins moesten hunne com
pagnieën, ingevolge Res. H. 3 November 1580, op genoemd getal brengen,
door „aen te nemen getrouwe ende welervaren soldaten ende knechten,
„sulcks dat deselve compagnien elcx met 36 spiessen ten minsten mogen
„worden beset, sonder reguard te nemen of de selve soldaten Burgers
„van Amsterdam of gene souden mogen wesen".
De sterkte werd nader bepaald op 200 hoofden voor elke compagnie
(Res. H. 29 September 1581deze resolutie bevat tevens eene bepaling
omtrent de levering van laken voor de soldaten).
In September 1584 was deze sterkte zelfs opgevoerd tot boven de
300 hoofden per compagniezoodat de Staten van Holland er op bedacht
waren om tot vermindering over te gaan (Res. H. 6 Maart 1585). Dit
geschiedde bij Res. H. 20 November 1585, waarbij werd bepaald dat
binnen Amsterdam niet meer dan 400 soldaten onder 2 compagnieën
zouden gehouden worden op geen hooge bezoldiging, of zooals het
in de resolutie wordt genoemd „ten minsten quetse van den Lande,
„door dien de selve compagnien, in egeene Frontieren nochte voor den
„vijandt, maer binnen Amsterdam voorn, gebruijckt sullen werden".
Sedert heeft Amsterdam gedurende het geheele bestaan der republiek,
twee compagnieën a 200 man stadssoldaten er op na gehouden.
282
(1) Later ook genoemd stadssoldaten of waardgelders.