is later viel Valenciennes en ondergingevenals Doornikeen vreeseiijk strafgericht. De door de landvoogdes behaalde voordeelen, de mislukking van Brederode's plannen en de tijding dat een Spaansch leger gereed stond om naar de Nederlanden te vertrekkendeden den Peins van Oranje besluiten, in afwachting van betere tijden, het land te verlaten. Hij legde zijne ambten neder, hielddoch tevergeefsaan Egmond de nakende gevaren voor oogen en vertrok naar zijne Duitsche Staten (22 April 1567). Met het vertrek van den Prins hield alle verzet op. Duizenden van allerlei rang en standook Brederode begaven zich buitenslandsvooral naar Emden, gedurende vele jaren het toevluchtsoord der Nederlandsche uitgewekenen. Brederode stierf het volgende jaar aldaar. Zijn krijgsvolk verliep. Erik, hertog van Brunswijk, de in den omtrek van Lingen soldaten voor de landvoogdes verzameld had, trok naar Holland en verwoestte de te Yianen aangelegde verdedigingswerken. Voortaan beschouwde men den Prins van Oranje als het hoofd der bannelingen. Hoewel de rust nu volkomen hersteld was én in weerwil van de waarschuwingen der landvoogdes tegen den nadeeligen indruk, die een Spaansch leger in Nederland zou maken, volhardde Filips bij zijn reeds vroeger opgevatte voornemen om krijgsvolk herwaarts te zenden. Hij gaf het bevel over aan Ferdinand Alvarez de Toledo, hertog van Alva, den geduchtsten veldheer van zijn tijd, die Karel V in meerdere oorlogen en Filips in Italië met gunstige gevolgen tegen den paus had gediend. Trotsch, hardvochtig en gestreng, een gezworen vijand der Nederlandsche edelen, roemzuchtig en naijverig vooral op Egmond, den overwinnaar bij St. Quentijn en Grevelingenwas hij volkomen berekend om de wraakoefening des konings, bovendien naar eigen lust, ten uitvoer te brengen. Op den 2den Juni 1567 monsterde de hertog van Alva te St. Ambroyse in Piemont het leger, bestemd om onder zijne leiding naar de Neder landen te trekken. Dit leger bestond uit de volgende korpsen Cavalerie. Garde van den hertog onder Sancho d'Avila, 100 lansiers en 50 harquebusiers (Spanjaarden) Negen compagnieën lichte cavalerie, elke van 100 lansiers, n.l. 4 compagnieën Spanjaarden, 8 compagnieën Italianen en 2 compagnieën Albanezen (1); en Twee compagnieën, elke van 100 harquebusiers (Spanjaarden) te zamen 1250 paarden. (1) De Albanezen waren, na door den Turkschen sultan uit hun land te zijn verdreven, in dienst van het koninkrijk Napels getreden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 29