Emden behoorde vóór en gedurende de eerste jaren van den opstand
tot de voornaamste toevluchtsoorden voor de Nederlandsche ballingen.
De graven van Oost-Friesland, aan wie Emden behoorde, zagen zulks
min of meer oogluikend toe. Het waren de gebroeders Edzard II en
Johan, zonen van graaf Enno II (overleden 24 September 1540) en
gravin Anna van Oldenburg die sinds 1566 het land te samen be
stuurden Edzard II alleen sinds het overlijden zijns broeders (29 Sep
tember 1591) tot zijn dood in 1599, toen hij werd opgevolgd door
Enno III.
Nederland had het grootste belang om de Eems den voornaamsten
toegang tot Emden vrij te houden, zoowel wegens handelsbelangen
als om den vijand het verkrijgen van vasten voet in het grensgebied te
beletten. Gedurende het bestuur van beide graven kon zulks tamelijk
gemakkelijk geschiedenmaar na hun verscheidentoen hun opvolger
Enno III andere neigingen toonde, werd Nederland genoodzaakt Emden
te bezetten. Het is enkel aan de laksheid van de regeering in 164S te
danken, dat Oost-Friesland geen deel zou uitmaken van de Republiek.
In het jaar 1575 waren reeds Hollandsche schepen onder een vice-
admiraal geposteerd op de Eems. Naar den geest des tijds en afge
scheiden van de eigen hulpbronnen is het verklaarbaar, dat men zich
aldaar niet ophield alleen met rustig rond te zeilen. Ten minste, de
graven lieten luide klachten hooren over de „geweiden van den vice-
„admirael en krijgsluijden van de Staten in de Eems gepleeght" en zij
verzochten in het verbond van Holland en Zeeland begrepen te mogen
worden (Res. H. 26 Maart 1575). Aan dit laatste werd niet voldaan;
maar om de klachten zooveel mogelijk te verminderen werd eene in
structie vastgesteld voor den admiraal, die met schepen van oorlog op
de Eems het bevel voerde, tot „bescherminge van de Traflque" (Res. H.
15 en 23 Mei 1575).
In de eerstvolgende jaren bleef de Eems niet voortdurend bezet
dit hing af van den oorlogstoestand in de Noordelijke gewesten. Zoodra
deze weder eenigszins opklaarde werden de schepen naar huis geroepen
en het bootsvolk afgedankt (o. a. Res. H. 25 November en 4 December
1579, 23 Juni en 8 November 1580, enz.).
Sedert het jaar 1582 kwam hierin in zooverre verandering, dat de
tijdelijke bezetting een blijvende werd. De eerste vice-admiraal op de