287
Eems was Pieter Fredericksz die het bevel voerde op het admiraal
schip „de Inquisitie"in 1573 veroverd op de Zuiderzee (Res. H. 20
Maart, 7, 12—14, 21 April, 4 en 12 Mei, 2, 19, 22 en 26 Juni, 17
en 18 Juli en 9 October 1582).
Zijne opvolgers waren Jeronimus Broos (Res. H. 9 Februari, 14 en
25 Maart en 30 April 1583) en Jan Gerbrandtsz (Res. H. 18 en 25
Februari 1584).
In 1585 zou Holland twee oorlogsschepen op de Eems onderhouden,
Friesland zeven (Res. H. 21 Februari en 20 Maart 1585): de Holland-
sche schepen onder kapitein Lanckhaer als admiraal (Res. H. 5 De
cember 1585).
Het kon niet uitblijven dat de verstandhouding met Emden en met
de graven van Oost-Friesland zoo nu en dan te wenschen overliet. De
Friezen hielden alle schepen op de Eems opzoodat die van Emden van
meening waren een 8 of 10 tal uit te rusten om hen te bekampen. De
Staten-G-eneraal besloten hierop (Res. S. Gr. 3 November 1585) aan de
beide graven te schrijven: „dat de zaecke van Engeland ende de hande-
„linge met haere Majesteijt zoo verre was volcommen dat eerstdaechs
„worde verwacht die grave van Licestre, de welcke op alle zaecken
„ordre zal stellen dat alle misverstanden zullen commen te cesseren,
„versueckende dat haere G-. daerentusschen willen blijven houdende alle
„goede correspondentie, ten eijnde midlerrtijt egeene inconvenienten toe
„en commen". Gelijktijdig werden de noodige bevelen gegeven om het
gezag op de Eems te handhaven, hetgeen eene betere uitwerking had
dan de verwachtingen op de maatregelen te nemen door den graaf van
Leicester.
In het tijdvakloopende tot het vertrek van den graaf van Leicester
vallen verder geen belangrijke zaken te vermelden.