18
ên aanzien zijn gelijke, verklaarde Oranje het zwaard niet te trekken
tegen den koning van Spanje maar „omme te verhoeden de verderffe-
„nisse ende desolatie, waarin Zijner Majesteits Erf-Nederlanden stonden
„gebragt te worden door de wreedheid der Spanjaarden". Oranje om
helsde de hervormde leer, wierf een leger in Duitschland, verpandde
om zijne krijgers te wapenen, te onderhouden en te bezoldigen zijne
huissieraden, zilverwerk en kleinooden en nam gelden op bij Duitsche
vorsten. Hij vond vooral steun bij zijn broeder Jan van Nassau, die
eveneens goederen en heerlijkheden verpandde. Als souvereine vorst van
Oranje benoemde hij bevelhebbers, aan wie hij commissiën verleende (1).
De officieren in dienst van den Prins droegen roode sjerpen, evenals
de Spanjaarden: ten teeken, dat men wel tegen hen, maar niet tegen
den Koning streed.
Volgens zijn operatie-plan wilde de Prins Alva met kleine afdee-
lingen van vier kanten bedreigen. De Cocqueville, een Normandisch
edelmanzou met 800 mandeels uitgewekenenmet medewerking van
Gaspard de Coligny en Lodewijk: van Bourbon, prins van Condé
deze had pas het beleg van Chartres moeten opbreken (2) een inval
doen in Artois en Henegouwen. Graaf Lodewijk van Nassau moest Fries
land en Groningen aantasten. Anthonie de Lalaing graaf van Hoogstra
ten, zou langs den Kijn en de Maas naar Gelderland trekkenAl va nood
zakende om zijne strijdkrachten te verdeelen. Oranje zelf zou trachten
Brabant binnen te rukken en eenige steden op zijne zijde te krijgen: van
te meer belang, aangezien zijne geldmiddelen onvoldoende waren om zijne
huurtroepen lang op de been te houden. De Prins rekende op krach-
tigen steun door opstand van de Nederlandsche gewesten, zoodra hij
deze zou betreden. Die hoop werd niet verwezenlijkt: alle steun bleef
achterwege.
Het goed beraamde plan mislukte door gebrek aan strijdkrachtenonvol
doend beleid van eenige bevelhebbersen ook door de sluwe maatregelen
van Alva.
de Cocqueville werd te St. Valery in Picardië overrompeld door den
(1) Uit den aard der zaak staan deze commissiën niet geboekt in de archieven der Nederlandsche
Republiek. De commissie van den Prins van Oranje voor zijn broeder graaf Lodewijk van
Nassau van 6 April 1568 is te vinden bij Gachard vCorrespondence de Guillaume le Taciturne,
Tome VI, page II". Ook verleende de Prins commissiën voor bevelhebbers te water.
B\j het leger van den Prins bevonden zich vele krijgsbevelhebbersdie later een voorname
rol in het leger der republiek hebben gespeeld o. a.graaf Joost van Schauenburg, Karf.l van
der Noot, heer van Risoires, en zijn broeder Caspar van der Noot, heer van CarloDiederik
Sonoy, graaf Willem van der Marck vrijheer van Lumey, Guillaume de Preit, gezegd
Barchon, heer van Noumancy, de heer van PoYet e. m. a.
(2) Van de nederlaag in 1568 door Condé vóór Chartres geleden, dagteekent het spotlied van
Christofle de Bourdeaux op de hugenoten
O la folie entreprise
Du prince de Condé
te zingen ®sür la Vois de Chartres" zijnde de oorspronkelijke melodie van het Wilhelmus van
Nassauen" (1568) voorhanden in de Koninklijke Bibliotheek te BerlijnSammelband Ye 5671.