en liet zijn standbeeld, gegoten uit het bij Jemmingen veroverde geschut, plaatsen op de nieuw gebouwde citadel van Antwerpen. Ten einde zich onafhankelijk te maken van den geldelijken onderstand der Staten, in de betaling van een groot leger en het onderhoud der sterkten te voorzien, voerde Alva een nieuw belastingstelsel in (1569), waarbij van ieders bezittingen voor éénmaal den honderdsten penning, van alle onroerende goederen den twintigstenvan alle roerende goederenzoo dikwijls zij verkocht werden, den tienden werd geheven. Sommige ge westen kochten de laatstgenoemde belasting voor zware geldsommen af. Utrecht weigerde en werd gestraft door intrekking van alle beschreven voorrechten. In Brabant maakte Alva zich eveneens gereed om hen, die zijn plakkaat op den tienden penning tegenwerktenzwaar te straffen, toen de tijding van het innemen van den Briel den wreeden landvoogd van besluit deed veranderen. Ofschoon koning Filips aan Alva als kapitein-generaal der Nederlanden alleen het opperbevel over de krijgsmacht had opgedragen, bleek 't al spoedig, dat der landvoogdes, bij de onbepaalde macht waarmede hij tot handhaving van de absolute heerschappij des konings en de roomsch- katholieke belijdenis was bekleed, slechts een schijn van gezag over bleef. Margaretha verzocht en bekwam dan ook haar ontslag en ver trok 30 December 1569 naar Italië. Alva werd in haar plaats tot alge meen landvoogd aangesteld. B. DE EERSTE JAREN VAN DEN OPSTAND. De bevrijding van de Nederlanden zou uit zee beginnen door de „Wa tergeuzen", schier onmiddellijk gevolgd door de vrijmaking van vele steden in Holland en Zeeland met medewerking van de burgerij. De eerste admiraal der op 's Prinsen last uitgeruste oorlogsschepen was Adkiaan de Bergues, heer van Dolhain en Oohem. Hij werd wegens zijn wreedaardig karakter afgezet en op 19 Augustus 1570 ver vangen door Guislain de Fiennes, heer van Lumbres (1). Laatstgenoemde vervulde evenmin deze betrekking langhij vertrok naar Frankrijk om aan het hof van Parijs 's Prinsen belangen te behartigen. Zijn opvolger aan het hoofd der Watergeuzen was graaf Willem van der Marck, vrijheer van Lumey. Lumey en [zijn luitenant Barthold Entens van Mentheda maakten zich op 1 April 1572 meester van den Briel en hielden de. stad voor den Prins van Oranje bezet. Hierop volgde cle zelfbevrijding van vele steden in Holland en Zeeland, uitsluitend door den moed der burgerij en haar vertrouwen in den Prins van Oranje. (1) De heer van Dolhain maakte in 1572 den tocht mede onder graaf Lode wijk van Nassau en sneuvelde bij Mons. 20

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 34