24
in de grensvestingen der generaliteits-landen (generaliteits-vestingen)de
plaatselijke besturen aldaar waren geenszins met lastgevend gezag
bekleed.
De krijgsbevelhebbers, zoo hoogere als lagere, ontvingen in de eerste
jaren hunne commission van de gewestelijke staten. Na het sluiten der
Pacificatie van Gent (1576) werden wel commission verleend door de
Staten-Generaalmaar hoofdzakelijk ten opzichte van de Zuidelijke ge
westen. In het Noorden geschiedde zulks eerst na het sluiten der Unie
van Utrecht (1579). Van eene geregelde opklimming tot de verschillende
rangen was voorloopig geen sprake; dit kon moeilijk anders in een tijd,
toen het geheele bestuur nieuw moest worden opgebouwd, de geheele
legerinrichting aan hevige schommelingen was blootgesteld.
Ten einde een troep in dienst te krijgen, werd onderhandeld mét of
commissie tot aanwerving verleend aan een kapitein voor een vendel
of compagnie te voet, aan een ritmeester voor een vaan of compagnie
te paard, ook cornette genaamd; voor meerdere compagnieën te gelijk,
aan een kolonel, die vervolgens met kapiteins of ritmeesters in onder
handeling trad (1).
Het regiments-verband bestond aanvankelijk alleen bij de troepen, aan
geworven in het buitenland, wier dienstverbintenis aan bepaalde tijden
was gebonden. Wel werden al spoedig kolonels bij andere troepen
aangesteldmaar meer als chefs van de kapiteins. De functie van
kolonel kwam pas te velde of bij eenige krijgsverrichting tot haar
recht.
De betrekking van „chef eener compagnie" sloot het gelijktijdig be-
kleeden van een of meer andere waardigheden niet uit. Omgekeerd waren
alle hoogere bevelhebbers, tót de stadhouders incluis, tevens chef
van een of meer compagnieën, zelfs van regimenten. Deze inrichting
strekte minder in het belang van het leger en van den staat dan
wel van de personen, wier inkomsten dientengevolge aanzienlijk ver
hoogd werden.
De lagere officieren werden bij nieuwe compagnieën gewoonlijk op
voordracht van den commandant aangesteld. Behalve het gewone kader,
behoorden tot vele vanen en vendels nog de zoogenaamde geappoin-
teerden (2).
Alle aanstellingen geschiedden bij keuze; bij eene vacature kon ieder
solliciteeren. Die het langst in den lageren rang gediend hadden en goede
aanbevelingen konden doen gelden, hadden veel kans; maar staat
kunde, geboorte, vóórliefde enz. gaven veeltijds den doorslag.
Na den stadhouder volgden in rang de veldmaarschalken en generaals
met verschillende titulatuur. Zoo lang hun aantal gering was, bezat
(1) Zie omtrent de logies-gelden Aanteekening N°, 5.
(2) Zie Aanteekening N°. 6.