raadslagingen hadden er toe kunnen leiden om aan den Peins van Oeanje als graaf of heer de erfelijke, beperkte opperheerschappij op te dragen. Het pistoolschot (1) van Balthasae Geerardts verijdelde het tot stand komen dezer voornemens (10 Juli 1584). De droeve doodsmare van den hersteller der vrijheid, den vader des vaderlands verspreidde zich verre en wijd, maar verhoogde den trouw aan de Unie en het Huis van Nassau (2). De officieren werden op de commissiën van den Prins in hunne betrekkingen bevestigd; iedere krijgsman moest een nieuwe eed afleggen (3). Voorts besloten de Staten-Generaal om de regeering op den bestaanden voet te handhavenvoorloopig met ingang van 1 September 's prinsen tweeden zoon, den 17jarigen graaf Maurits van Nassau in den Raad van .State aan het hoofd te stellen in afwachting eener nadere overeen komst met den koning van Frankrijk, de koningin van Engeland of eenig ander potentaat (4). Aan den Landraad aan de O. Z. van de Maze werd een „eerlijck afscheijdt" gegeven (5). Wat het aanbieden van de souvereiniteit dezer landen aan eenig vreemd potentaat betreft, had men nog steeds voeling gehouden met den Hertog van Anjou, Bij het op 21 Juni 1584 met zijne afgevaardigden te Delft gesloten verdrag erkenden de Staten-Generaal den Hertog als Vorst en Heer, gedurende zijne afwezigheid den Peins van Oranje als zijn luite nant. De Hertog en de Staten verbonden zich om een leger op de been te brengen respectievelijk van 4000 ruiters, waarvan 2000 lansiers, 12000 voetknechten met 1000 pioniers, en 2000 ruiters met 3000 voet knechten (6). Bij het sluiten van het verdrag van Delft, was aldaar het overlijden van den Hertog op „Chateau Thiri den 10 Junii 's middaghs een quartier „uijre na twaelf" nog niet bekend. De Staten-Generaal droegen nu de souvereiniteit op aan koning Hen drik III, des hertogen broeder (7), die ze echter niet aanvaardde, ook 72 (1) Het moordwapen had een kaliber van 13,5 mM.; de loop was lang 0,5 en de kolf 0,2 M. Res. H. 10 Juli 1584. Geschreven aan de gouverneurs van Ostende, Sluis, Neuzen, Tholen en Bergen-op-Zoomwaarbij zij worden herinnerd aan den eed of belofte om de genoemde plaatsen tegen 'svijands aanslagen te verdedigen alsoo de Staten van Ilollandt, Zeelandt ende oock »de andere provinciën geresolveertbedacht ende besloten hebbenhaerluyden rechtvaerdige saecken. »'t onser aller beschermingo en de voorstant van onse gemeene Vrijheijt ende privilegiën te hand- i»houden er.de met Godts hulpe uijt te rechten; ende dat de Staten van Hollandt ende Zeelandt i)voornoemt niet naelaten sullen de handt daeraen te houden ende goede sorghen te dragendat I0P de betalinge der knechten, behoorlijck voortaen voorden werde". Ook '.door de Staten-Generaal werden brieven van gelijke strekking aan verschillende gouverneurs geschreven (Res. S. G. 11 Juli 1584'. Holland, Zeeland en Utrecht zouden voortaan 200.000 ter maand bijdragen, in plaats van 150.000 (Res. S. G. 9 Augustus 1584). (3) Res.^ II. 14 Juli en 12 September 1584. (4)^*Zie Aanteekening N°. 68. (5) Res. H. 28 November 1584. (6) Res. S. G. 21 Juni 1584. (7) Res. H. 21 Juni 1584.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 86