75 tegen overlast en moedwil van verloopen soldaten en vagebonden in de omstreken van Zevenbergen (1). Ofschoon Zevenbergen onder brandschatting stond van de Spanjaarden veroorloofde men aldaar oogluikend den handel. Uitvoer van paarden was als regel verboden. Maar ook dienaangaande schafte de handel raad. Zoo ontving Adriaen Joppen Gibelli (of van Gijbelandt), sergeant-majoor op het eiland van Overflakkee, de opdracht om te letten op „Lorrendrayers ende andere, die sonder Pasport hen „vervorderen bij nacht ende ontijden uijt Hollandt, Paerden ende andere „goederen, op de Gorsingen ontrent Steenberghen ende elders uyt te „setten, omme van daer voorts tot assistentie van den vijandt veroverdt „te worden" (2). Het bevel over het leger tot ontzet der belegerde steden in het Zuiden werd door graaf Filips van Hohenlohe aanvaardonder bedingdat hij over het noodig aantal troepen zou kunnen beschikken (3). Graaf Adolf van Nieuwenaar en Meurs werd commandant van de troepen in Gelre en tevens stadhouder van Overijssel (4). De in 1584 nieuw aan te werven Duitsche voetknechten zouden komen onder bevel van luitenant-kolonel Michiel Hovelkens maar het resultaat der werving was gering en de overste bedankte voor zijne commissie (5). Met de ruiterij ging het niet veel beter. De eerste 300 man, onder ritmeester Christoffel Calcreuxher, waren aangenomen onder bepaling „dezelve te betaelenmette zelve penningendaer de 1500 ruijters mede „betaelt sullen worden": dus met geld van Hollandoorspronkelijk be stemd tot betaling van de Keulsche ruiters (6). Aangezien zij medio September nog niet gereed en voltallig waren werd 't aan den Raad van State overgelaten om hen af te danken of in dienst te houden. De ritmeester Oalcreuther sneuvelde 23 Juni 1585 in den slag bij Ameron- gen, waarna de vaan werd afgedankt (7). Ook graaf Adolf van Nieuwenaar en Meurs had commissie ge kregen tot het lichten van 1000 ruiters: maar daarvan zou, althans in 1584, niets komen (8). 't Behoeft geen betoog, hoe moeilijk 't onder deze omstandigheden (1) Res. H. 3 Januari 1585. (2) Res. H. 17 April 1585. (3) Res. S. G. 7 en 13 Augustus en Res. H. 12 September 1584. (4) Res. S. G. 11 Augustus 1584: Commissie tot kapitein of opperveldheer van al het krijgsvolk tegenwoordig in het vorstendom Gelre. Res. S. G. 12 Augustus 1584: stadhouder van Overijssel. (5) Zie Aanteekening N°. 77. (6) Res. S, G. 1 Juli, Res. H. 29 en 30 Augustus 1584. De naam des ritmeesters komt daarin mede voor als Calighruyter Calfritere, Calkruyter enz. De loopplaats was te Malburg bij Huissen (Res. S. G. 24 en 25 Augustus 1584). De ritmeester behoorde in 1578 tot het korps van graaf Gunther van Schwarzburg. 7Res. S. G. 14 September en 18 October 1584 en 19 Januari 1585, Res. R. v. St. 28 Juni 1585. (8) Res. S. G. 13 Augustus 1585.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 89