76 moest vallen om een veldleger tot stand te brengenterwijl de belegerde steden vruchteloos wachtten op ontzet (1). Bergen-op-Zoom werd aangewezen tot verzamelplaats van het leger onder den graaf van Hohenlohe (2). Het gemakkelijkste kwam men aan pioniers, die geleverd moesten worden door de dorpenn.l. elk dorp een pionier of 2 vagebonden(3). Eene zeer belangrijk jaar vormde 1585 wegens het verlies van alle voorname plaatsen in het Zuidenbehalve Ostendeen het verdrag met Engeland, waardoor het hoogste gezag in handen kwam van den graaf van Leicester. Groot waren de lasten en bezwaren tot voortzetting van den oorlog, te meer daar zij meerendeels door de provinciën Holland, Zeeland en Utrecht werden gedragen (4). Hoeveel opofferingen men zich ook getroosttetoch bleef de toekomst zoowel in het zuiden als in het oosten, duister en hopeloos. In het zuiden gingen achtereenvolgens verloren: 10 Maart 1585 Brus sel (5), 19 Juli Mechelen (6) en 13 Augustus Antwerpen. De gouverneurs in deze plaatsen waren resp. jhr. Olivier van den Tympel, heer van Corbeeck, jhr. Charles de Levin, heer van Famars en jhr. Filips van Marnix heer van St. Aldegonde. Vooral tot ontzet van Antwerpen waren kostbare en bloedige pogingen aangewend (7). Het algemeen bevel daartoe was opgedragen aan Filips van Hohenlohe; de vloot stond onder de bevelen van de luitenant admiralen van Holland en Zeeland (8), aan wie Jan Junius de Jonge, ridder heer tot Crabbendijke, oud-burgemeester van Antwerpenals raads man was toegevoegd (9). Jhr. Justinus van Nassau, de luitenant-admiraal van Zeeland, was (1) 350000 werden bestemd tot oprichting van een veldleger, waartoe door Holland 150000 zouden worden opgebracht (Res. H. 31 Augustus en 1 September 1584). (2) Res. H. 20 Augustus en Res. S. G. 25 Augustus 1584. (3) Zie Aanteekening N°. 78. (4) De Res. H. 17 Januari 1585 bevat de Resolutie van de Staten van Hollandt, Zeelandt ende »Utrecht, genomen op de continuatie van den oorlogh tegens den Koning van Spaignen, ende op >de forme van de Regeringe, bij provisie ende gemeene middelen daertoe gedestineert. Actum den 9 Augusti Anno 1584". (5) Zie Aanteekening N°. 79. (6) Het garnizoen te Mechelen was gedeeltelijk betaald door Holland (Res. H. 14 en 20Febiuari, 18 Juni 1585). Toch ging het garnizoen aan het muiteDnam den gouverneur en den magistraat der stad gevangen (Res. S. G. 18 Juni 1585). Een maand later ging de stad over, onder de ge bruikelijke voorwaarde, dat het garnizoen een zekeren tijd niet tegen het leger van den Koning mocht strijden; de compagnieën werden gereduceerd tot 2 of 3 vendels, de overblijvende kapiteins zouden wachtgeld ontvangen; zij die een of ander niet verkozen werden gecasseerd. De kolonel de Famars werd als zoodanig gehandhaafd (Res. S. G. 21 en 23 Juli, Res. II. 25 en 26 Sep tember, Res. R. v. St. 24 Augustus 1585). (7) Vergelijk Aanteekening Nu. 74. (8) Zie Aanteekening N°. 80. (9) Res. R. v. St. 18 Juni 1585.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 90