als zoodanig de opvolger van jhr. Willem Bloys van Treslong. Bij het aanvaarden dezer nieuwe betrekking deed hij afstand van zijn regi ment infanterie, hetwelk nu tot chef kreeg graaf Filips van Nassau (1). Wegens het verlies der Zuidelijke Nederlanden, behalve Ostende en eenige plaatsen in het later aldus genoemde Staats-Vlaanderenwerd de oorlog geheel verplaatst naar het oosten des lands. De krijgsmacht, die in de oostelijke provinciën den vijand het hoofd moest bieden, werd voor het grootste gedeelte door Holland betaald (2). De troepensterkte, aldaar aanwezig en noodig geoordeeld, bedroeg Waren alle garnizoenen voltallig, dan rekende men daaruit 3200 man te kunnen nemen voor het veldleger tegenover 18000 man vanPARMA, ongerekend de bezettingen der steden. Behalve de cavalerie in het overkwartier van Gelderland, Friesland en in Overijssel kon men beschikken over 500 lansiers, 500 Duitsche ruiters en 50 harquebusiersbovendien nog over een zeker aantal pioniers. Al deze troepen kwamen onder de bevelen van de beide stadhouders, graaf van N'ieuwenaar en Meurs en den veldmaarschalk, heer van Vil- lers, die de noodige voorschriften voor het inwendig beheer gaven (4). Als gewoonlijk kwam alles op papier in orde en was zelfs in kleinig heden voorzien, hoewel sommige „kleinigheden", alles behalve nauw keurig waren te boek gesteld (5). Haar met cijfers viel de vijand niet te verslaan en werd de aanleiding tot muiterij niet gesmoord (6). Te kort 1700 610 hoofden 2525 1370 960 250 Garnizoenen In het graafschap Zutphen Op de Veluwe Sticht van Utrecht Overijssel Aanwezig 1090 hoofden (3) 1155 t> 840 750 Noodig geoordeeld I 7 vendelen 200 hoofden 1400 j |2 150 300 I (12 a 200 =- 2400 1125 man verspreid 125 9 vendelen 200 hoofden 800 5 a 200 1000 (1) Res. R. v. St. 27 Maart 1585. Luitenant-kolonel bij het regiment was Charles de Sweve- zeele (Res. R. v. St. 8 Maart en 29 April 1585). Graaf Filips, broeder van graaf Willem Lodewijk, was geboren 1 December 1565 en overleed 3 September 1595. Swevezeele overleed in 1592 (Res. S. G. 2 September 1592). (2) Zoodra de bepaalde troepensterkte bereikt zou zijn was noodig ter maand 80000. Hiervan zou Holland 50000 en Utrecht 15300 betalen. De rest hoopte men te vinden »in de quote nvan Vrieslandt boven hare guainisoenenende voorts in GelderlandtOverijssel ende andersints »sooveel als daer van sal sijn te bekomen". Behalve hare eigen garnizoenen betaalde Holland bovendien die in Bommel, Tiel, Grave, NijmegenWillemstad, Klundert, HarlingenStavoren Kampen, Kuinder en Blokzijl (Res. H. 16 Februari 1585). (3) Te 's-Heerenberg lag het vendel, sterk 250 hoofden, van graaf George Everhard van Solms. (4) Res. 16 en 18 Februari 1585. (5) Om deze reden is het aantal noodig geachte vendelen, in den tekst vermeld, niet opgeteld, In het ofllcieele stuk klopte dit aantal niet met de afzonderlijke gegevens. (6) Zie Aanteekening N°. 81.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 91