7S
Op 30 Maart 1585 ging Doesburg verloren, veertien dagen later volgde
Nijmegen (1). Een aanslag van den graaf van Hohenlohe en kapitein
Juliaan Cleerhagen op 's-Hertogenbosch mislukte op 20 Januari 1585 (2).
Den 23en Juni werd het leger onder den graaf van Nieuwenaar en
Meurs door Juan Baptista Taxis bij Amerongen geslagen en geraakte
de veldmaarschalk-stadhouder de Villers krijgsgevangen. Slechts met
de grootste moeite gelukte het om den voortgang des vijands in het
Sticht van Utrecht eenigermate te stuiten (8).
Met het hiervoren medegedeelde voor oogen zal het niemand be
vreemden dat de Staten-Generaal wel genoodzaakt waren het leger door
buitenlandsche wervingen uit te breiden, hoewel wetende dat voor de
daarmede gepaard gaande grootere uitgaven geen hulpbronnen zouden
vloeien, tenzij wonderen gebeurden. Deze verwachtte men van de
koningin van Engelandmet wiena de weigering door koning
Hendrik III van Frankrijkde onderhandelingen krachtdadig werden
voortgezet (4).
Onderwijl was in Duitschland het volgende voorgevallen. Op den lOen
Mei had Adolf graaf van Nieuwenaar en Meurs zich op verzoek van
Gerhard Truchsesz meester gemaakt van Nuis (5). Aanvankelijk wilde
men daarin zien een begin van voorspoed voor den gewezen aartsbisschop
en deed men zelfs moeite om den vacanten bisschopszetel van Bremen
1 aderborn en Osnabrück voor hem te verwerven „omme te verhoeden
„dat geen quaedtwilligen daertoe verkoren en werden" (6). Zoowel het
een als het ander liep tegen. Tusschen den gewezen aartsbisschop-keur
vorst en graaf Adolf ontstonden spoedig zulke hevige twisten over de
bezetting der steden Bijnberk en Nuis, dat de beslechting wachtte op
de komst van den gouverneur-generaal, dien de koningin van Engeland
naar deze landen zou believen over te zenden (7).
(1) «Quaedtwilligen" hadden zich op 16 Maart meester gemaakt van de stad Nijmegen en de
burgers daaruit gejaagd. Terstond na de kennisneming gaven de Staten van Holland last om
een schans bij Lent te maken en 2 «geweldighe oorlogh-schepen" op het Spui bij het Tolhuis
te zenden om meester te blijven van de gemeenschap te water. (Res. S. G. 18 Maart en Res.
H. 20 Maart, 13 April, 26 Juni en 22 November 1585).
(2) De compagnieën, die aan deze onderneming hadden deelgenomen, kwamen «ghedevaliseerd"
te Bergen-op-Zoom terug, waar zij van nieuwe wapenen voorzien werden (Res. R. v. St 31
Januari 1585).
(3) Res. H. 24, 26 en 27 Juni 1585. Dat ook gevreesd werd voor het behoud van Friesland,
blijkt uit Res. H. 30 Juli 1585, handelende over de bezetting van Harlingen, waarbinnen graaf
Willem Lodewijk van Nassau, «van meeninge was (in tydt des noods) sijne toevlucht te
«nemen op de selve stede." Te Harlingen werd het bevel gevoerd door jhr. Pieter Sedlnitzky
(Sedlinisco).
(4) Zie Aanteekening N°. 82.
(5) Res. S. G. 15 Mei 1585. Gouverneur van Nuis was Frederik Herman Cuour (Res. S G
24 September 1285).
(6) Res. H. 30 Mei 1585.
(7) Res. S. G. 24 September en 18 October 1585,