so „gelde daer de landen tegenwoordigh in zijn" besloot men voör- loopig de 2000 andere ruiters niet te lichten (1). Ook ontving men be richt dat 3 a 4000 soldaten door generaal Norris in Engeland voor Statendienst zouden geworven worden, terwijl koningin Elisabeth een secours van 4000 man zou zenden; ongeveer 1500 Engelschen werden uit Brussel, Mechelen, Antwerpen en onderhoorige forten teruggewacht. Om deze redenen werd ook de lichting van 2 regimenten Duitschers, elk van 3000 man, overbodig (2). Intusschen waren de voorbereidende maatregelen tot lichting van 3000 Duitschers reeds te ver gevorderd. Holland gaf nu consent tot betaling van een maand soldij op Duitschen voet (1 maand 30 dagen) voor de compagnieëndie reeds waren aan gekomen. Toen de vijand echter weer in het land verscheenhield men hen in dienstmits wordende betaald volgens de Hollandsche ordonnantie als de 150 man op 1700 ter maand van 42 dagen (3). Sinds de laatste maanden van het jaar 1584 waren aanhoudend En- gelsche soldaten, meerendeels behoorende tot het regiment van kolonel Morgan, al dan niet gewapend, aangekomen tot versterking van het garnizoen van Antwerpen (4). Het benoodigde geld daartoe was bijeenge bracht door de Duitsche en Waalsche consistoriën te Londen (5). Op 18 Juni 1585 was een gezantschap naar Engeland overgestoken ter aanbieding van de souvereiniteit dezer gewesten aan koningin Elisabeth. Na ontvangst in audiëntie op 9 Juli en 6 Augustus kwam op 20 Augustus 15S5 een verdrag tot stand, waartoe de koningin eindelijk hare toestemming had gegeven; daartoe vooral aangespoord door den moord van den Prins van Oranje en het verlies van Antwerpen. Bij dit verdrag werden echter de wederzijdsche rechten en verplichtingen niet duidelijk omschreven: wel een soort bondgenootschap gesloten, doch de souvereiniteit over deze gewesten niet door de koningin aan vaard. Als waarborg voor het nakomen hunner verplichtingen, moesten de Staten-Generaal eenige plaatsen als z.g. pandsteden Brielle in Holland en Vlissingen met Rammekens in Zeeland, in handen der koningin stellen (6). Daarentegen zou de koningin een hulpkorps of „secours" ter sterkte van 400 ruiters en 4000 voetknechten herwaarts zenden, benevens 700 man ter bezetting van de pandsteden: later ^uitgebreid respectievelijk tot 1000, 5000 en 1150. (1) Res. H. 16 Augustus 1585. (2) Res. H. 19 Augustus en 2 September en Res. S. G. 2 September 1585. (3) Zie Aanteekening N®. 84. (4) Res. R. v. St. 30 November en 1 December 1584. (5) Zie Aanteekening N°. 85. [Q) Zie Aanteekening N®. 86.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 94