„Ritmeesters en krijgsvolck, so te voet als te paertin 't stuck „van politie en justitie, etc." (1). De graaf aanvaardde het bestuur op 25 Januari 1586 (2). Op 4 Fe bruari had de plechtige inhuldiging als gouverneur-generaal plaats. Twee dagen later verscheen het plakkaat der Staten-Generaal omtrent de overgave van het bewind (3). De eerste militaire maatregelen, door den graaf van Leicester of namens hem getroffen, waren het natuurlijk gevolg van den nieuwen toestando. a. het afleggen van den eedöf dienden tot handhaving eener goede discipline, wat hoogstnoodzakelijk mocht heeten (4). Jammer genoeg troffen deze plakkaten geen doel. Een gewichtige maatregel betrof de poging om .de kolonelschappen te herscheppen in vaste regimenten. Zulks zou evenwel hoogere uitgaven vorderen, hetgeen tot tegenstand leidde. Bovendien kwamen daardoor de chefs in verplichting tegenover den graaf van Leicester, hetgeen velen nog bedenkelijker voorkwam (5). Bovendien verleende graaf Leicester nieuwe commissionvoornamelijk aan gouverneurs, van welken eenigen reeds vroeger commissie hadden ontvangen: natuurlijk met het doel, om die personen te enger aan zich te verbinden, daarmede zijn eigen invloed uit te breiden (6). Enkelen, die van den beginne tegenover den nieuwen bewindsman hadden gestaan en zich voldoende zelfstandig gevoelden, weigerden van den graaf commissiën aan te nemen. Onder dezen verdient graaf Filips van Hohenlohe te worden genoemd. Zelfs prins Maurits ontkwam niet aan eene commissie van den graaf van Leicester. Aan hem werd natuurlijk als graaf nogmaals commissie verleend als gouverneur en kapitein-generaal van Holland, Zeeland en Friesland met onderhoorigheden en als admiraal van de zee (7). De prins aanvaardde ze op aanraden van Leicesters voornaamsten tegenstander, Johan van Oldenbarneveld (1586). In het begin van het volgende jaar ontving prins Maurits van den graaf van Leicester commissie als ritmeester over een vaan van 100 (1) Zie Aanteekening N°. 93. (2) Res. S. G. 25 Januari 1586. (3) G. P. B. T. 47. (4) Zie Aanteekening N°. 94. (5) Bijzonderheden over deze regimenten, benevens van de staten van oorlog van 1586 en 1587 zijn opgenomen in de hoofdstukken II en III. (6) Zie Aanteekening N°. 95. (7) Comm. R v. St. (Leicester) 1 Maart 1586 als gouverneur, enz. 10 Maart als admiraal. Voorafgegaan was eene acte van authorisatie van den graaf van Leicester op graaf Maurits van Nassau »om aan te stellen en te committeren soodanige persoonendie den Raade van Brabant •souden representeren, ter requisitie van de stadt en marquisaat van Bergen-op-Zoom" (25 Fe bruari 1586, G, P. B. 5de Deel, Blz. 894), gevolgd door eene ^commissie in gevolge de vooren- staande authorisatie bij gemelde Grave Maurits verleent met de concessie van territoir tot Delf of in 's-Gravenhage" (23 Augustus 1586, G. P. B., 5de Deel, Blz. 895).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1911 | | pagina 99