H. VERDEDIGENDE OORLOG. Door de overgave van Ostende kwamen 93 compagnieën ter beschik king. Men besloot niet alleen de extra-ordinaris gelichte troepen in dienst te houdenmaar nog meerdere gedeeltelijk voor eenige maanden aan te werven (1), alle compagnieën te voet en te paard op de sterkte volgens den staat van oorlog te brengen (2). Vooral de provincie Holland drong aan op een sterk leger (3). Scheen 't aanvankelijk dat de oorlog in 't jaar 1605 offensief zou kunnen gevoerd worden, al spoedig bleek het tegendeel. De nieuw 'aangeworven troepen kwamen laat aan; voorts lichtte ook de vijand zeer veel volk, zoodat zijn leger in de Nederlanden eén grootere sterkte dan ooit te voren bereikte. Sinds den gesloten vrede kon hij voor de eerste maal troepen werven in de rijken van koning Jacobus van Groot-Brit- tanniö, waarbij zich vooral katholieken aanboden. De Staten-Generaal troffen bijzondere maatregelen om zulks zooveel mogelijk te beletten (4). De toevloed van lieden afkomstig uit verschillende hemelstreken, ge woon aan slechte betaling en verzorging ten koste van de krijgs tucht, gaf aanleiding tot groote wanordelijkheden en desertie. Hiertegen werd streng opgetreden (5;. Onder al deze- omstandigheden en bij den loop der verdere gebeurtenissen was het alleszins noodzakelijk om in 1605 wederom waardgelders in dienst te stellen (6). Prins Maubits opende den strijd in het voorjaar (7). Op 17 Mei 1605 werden in Zeeland 80 vendels ingescheept onder bevel van graaf Ernst Oasimir van Nassau om een aanslag te beproeven op Antwerpen. Snel heid van uitvoering en geheimhouding golden daarbij als hoofdvereisch- ten; doch weër en wind werkten vooral eerstgenoemde voorwaarde tegen. Slechts een klein deel der troepen kon nabij de stad aan land worden gezet, waar de vijand hen gevangen nam (8); met de rest landde graaf Ernst Casimir bij Austruweel, vanwaar hij zich te Eekeren bij Prins Maurits voegdedie hem met andere troepen uit Bergen-op-Zoom was (1) Aangezien de nieuwe wervingen'in hoofdzaak bestonden uit voetvolk, zijn deze in Hoofdstuk III vermeld. (2) Res. H. 17 Januari 1605. (3) Holland vond o. a. niet gewenscht om de door Zeeland niet betaalde ongerepartieerde compagnieSn af te danken of te doen verloopen en zorgde voor de eerste betalingen (Res. H. 12 Januari en 1 Maart 1605). (4) Zie Aanteekening N°. 49. (5) Zie Aanteekening N°. 50. (6) Zie Bijlage VI. (7) Als gewoonlijk werd de Prins vergezeld door gedeputeerden van de Staten-Generaal en den Raad van State (Res. S. G. 12 Mei en Res. R. v. St. 12 April, 17--20 Augustus 1605). Een opgave van hetgeen aan geschut, materieel, enz. op den tocht werd medegenomen komt voor in het handschrift, getiteld „Militaire Instruction" (Archief R. v. St. N°. 2287, Algemeen Rijksarchief). (8) Res. R. v. St. 20 Mei 1605.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 102