82 geld! hoog noodig om te behouden wat men bezat. Het afge- loopen jaar was in' dit opzicht vrij ongelukkig geweest hoofdzake lijk zooals de Raad van State de provinciën bij schrijven van 28 Januari voorhield, doordien gefaald was in het onderhoud der overigens in goeden toestand te velde gebrachte compagnieën gelijck men „principalyck daer op moet verdacht zijn, in aensien van de mensche- „lijcke broosheydt met siekte ende stervenongedaentheydt ende ver hopen, boven dien dat onse frontieren het voorleden jaer soo zeer zijn „begroot, dat de nodige besettinge de selve tegens des vijandts aenslagen, „na de raminge van Syne Excellencie wel ruym 258 vendels te voet sal „vereisschensulcks dat de qualyck 100 compagnien tot het veldtleger „gedestineert zijn, niet soo seer van noodig is als eenigh meerder volck „te lichten, om daer mede onsen leger te verstercken, van tijdt tot „tijdt te ververschen ende de nombre des legers met goede luyden „compleet te houdende welcke den Raedt soude meenen sonder nieuwe „beswaringe van den lande te konnen geschiedensoo de provinciën „eenpaerlijck wilden, den staet van oorloge soo die lecht, aennemen, „ofte by gebreecke van eenige provinciën op de gebreeckelyckheidt by „eenigh ander extraordinaris middel ordre stellein welcke gevalle de „uitheemsche penninghen te wachten van den koning van Frankrijk „souden suffisant en meer als bastant zijn, om te doen nieuwelichtinghe „van 6000 man te voet, ende misschien noch ettelycke peerden(1). Bij deze treurige gesteldheid der geldmiddelen sprong Holland ten slotte toch in de bres en verklaarde zich bereid tot betaling (in voorschot) van de ongerepartieerde compagnieën tot een bedrag van 140- a 150.000 per maand (2). In het voorjaar van 1606 sloot koning Hendrik IV vrede met den hertog van Bouillon (3), hertog Hendrik Julius met de stad Bruns- wijk (4). Aanstonds besloten de Staten tot aanwerving der in beide landen vrij komende troepen, ten einde de compagnieën Franschen aan te vullen tot 200 man, tevens die regimenten tot 16 compagnieën uit te breiden; 7 a 800 Zwitsers moesten dienen tot oprichting van een nieuwe compagnie en aanvulling der overige compagnieën Zwitsers. Graaf Ernst Casimir van Nassau ontving machtiging om in Brunswijk 1500 of 2000 man voor een of twee maanden te lichten (5). Onderhan delingen met Joachim Ernst, markgraaf van Brandenburg-Ansbach leidden tot in dienst nemen voor 3 maanden (benevens één maand voor aan- en aftocht) van 1200 Duitsche ruiters, op den voet als in 1602met (1) Res. H. 14 Februari 1606. (2) Res. H. 11 April 1606. (3) Zie Aanteekening N°. 53. (4) Zie Aanteekening N°. 54. (5) Res. S. G. en Res. H. 11 April, Res. S. G. 17 en 19 April 1606. Zie voorts Aanteeke ning N°. 55.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 106